DE REVUES VAN NOORDHORN EN GRIJPSKERK




REVUE
HA DIE MAVO!
1971
(Wijze: Piet Hein)
Heb je wel gehoord van de MAVO-  school aan de Langestraat
Je leert er erg veel en hebt er ook jool.
Ze maken je daar kordaat.
Dit is klas 3
Die u hier voor u ziet.
Onze daden benne groot.
Wij worden heus wel groot.
Dit is klas drie van de MAVO- school.
Je leert er veel, erg veel, en hebt er ook jool.
Het voorstellen:
Ik ben Anje Duinkerken, kom uit Ezinge, van goede grond.
Ik ben op de Mavo en breng alleen koffie rond.
Ik ben Nellie Boven, en kom van Oldehove.
Ik heb zwart haar en ben aardig pienter boven.
Ik ben Sipke Huizinga of wel Bibber van bijnaam.
Door mijn voortreffelijke spreekbeurten kreeg ik die faam.
Ik ben Wijtha Hielema van het Hoekje
Wat ik allemaal leren moet staat soms niet in mijn huiswerkboekje.
Ik kom ook van ver
En heet Eeuwe Bakker.
Ik den Tekke Hooghiem en heb nogal een grote bek,
Maar wat leren betreft doe ik het niet zo gek.
Ik heet Sietze van der Velde en zit helemaal achteraan.
Als ik voorin de klas zat zou het niet gaan.
Ik heet Elsje Meyer en zit helemaal vooraan,
Omdat het achterin helemaal niet zou gaan.
Ik heet Seerp Palsma en kan wat een ander niet kan.
Ik kan elke leerkracht op school treffend nadoen man.
Ik ben Ina Bakker, ik ben al een hele meid.
Ik verdoe een mijn huiswerk niet al mijn tijd.
Ik heet Veenstra, mijn voornaam is Greet.
Ik krijg zessen en zevens bij de vleet.
Ik gen Evert Faber en voetbal me een ongeluk.
Laatst trapte ik al mijn tenen stuk
Ik ben Frouwkje Harkema en woon aan de Gast.
Van mij hebben ze niet zoveel last.
Ik heet Bettie van der Berg
En dat vind ik niet erg.
Ik ben Bennie Postema.
Geen een doet me dat na.
Ik heet Janke Holtman en woon aan de Langestraat.
Ik raak me niet dik en ook niet kwaad,
Ik ben Jan Smid een jongen met pit.
Ik ben Andries
Met dezelfde pit.
Ik ben Lineke Nieuman
Ik word overal vrolijk van.
Ik ben Eddie Postmus en zit middenin.
Zo doe ik een ieder naar zijn zin.
Ik ben Piet Bolt van de bank.
Mijn geld heeft niet de bekende stank.
Ik heet Jannie Postmus en mag achteraan zitten,
Omdat ik het vooraan niet zo zag zitten.
Ik ben Renger Boersma van de bakker.
Als ik niet ouwehoer ben ik niet wakker.
Ik heet Freek, ik ben gauw van streek.
Ik woon op een molen, en mag graag door de klas heen dolen.
Samen:
Wij werpen ons hier voor de leeuwen,
omdat we zo goed kunnen schreeuwen
We hebben op school de grootste mond,
want huilende babys zijn immers gezond.
Zelden dragen wij de mond vol tanden.
Moeten we zwijgen dan gebruiken we de handen.
U die ons zit aan te kijken
zal wel spoedig blijken,
dat hier volgen de notulen
van onze Mavoschool,
waar niet pret en jool,
maar leren het parool is.
Want zeker en gewis
je leert er wel erg veel
met en zonder gekrakeel
algebra en meetkunde
met veel rekenkunde
en dan al die talen.
Je krijgt ervan de balen
proefwerken en testen
om je flink te pesten.
Spieken hoort niet zo.
Je krijgt niets cadeau.
Aardrijkskunde, biologie,
Geschiedenis, ja wis en drie.
Tekenen, handvaardigheid,
cijfers op gedrag en vlijt,
natuurkunde, bijbelse geschiedenis
Frans en nog een hele ris.
Duits en Engels
voor ons bengels.
't Klokje van gehoorzaamheid
is altijd bij de tijd.
Wij zijn niet altijd net
en maken heus wel pret.
Voetballen op het plein
is reuze fijn.
De leraren doe flink hun best,
wij doen dan wel de rest
zoals een leraar treffend zegt:
Hij de meester, wij de knecht.
Leren moet je, je moet leren,
dat zegt hij heel wat keren.
Geen jool op school
Leren is het parool.
Allemaal:
Lere mot je, lere zal je
(Wijze: refrein Farce Majeurliedje)
Het is om het lere te lere
Het is om het lere te doen
Het is om het lere te lere
Het is om het lere te doen
Ja die van der Velde
kan het mooi vertellen
woorden die hij heeft
maken dat ieder beeft.
Hij zegt soms tegen een wicht:
"Hou jij je gaffel dicht".
Allemaal:
Lere mot je, lere zal je
Een gaffel hoort bij een hert,
zoals spek in de snert,
dat zal hij wel niet weten.
Daar heeft hij geen kaas van gegeten,
maar dit is niet het een en al.
Soms maakt hij het al te mal.
Hartstikke flauw is hij nu en dan
en wat zegt hij dan de kleine man
Allemaal:
Lere mot je, lere zal je.
Weet u wel wat matsen.
Nou matsen dat is lang niet mis.
Van der Velde weet ervan,
is de uitvinder daarvan
Soms is hij uit zijn hum
die man van Ulrum.
Dan zegt hij heel brutaal:
"Wel jullie allemaal
zo kan ik je niet klaar stomen.
Het kan niet van één kant komen.
'k Vind jullie knap vervelend
en wil je onder de les gaan spelen,
doe dat maar op de gang.
Voor jullie ben ik heel niet bang".
En dan komt weer uit zijn snuit
het wijze woord er uit:
Allemaal:
Lere mot je, leren zal je.
Zo ziet u hoe het gaat.
Wij zijn steeds paraat.
Leren ons haast rot.
Werken ons kapot
behalve een slappeling
of een ander onding.
Al werden we heel oud
Eén laat ons niet koud,
zit vastgenageld in onze kop
het woord van Van der Velde Pop.
Allemaal:
Lere mot je, lere zal je
(Refrein Farce Majeurliedje)
Het is om het lere te lere
Het is om het lere te doen
Het is om het lere te lere
Het is om het lere te doen.
HARM VISSER
Wiskunde en algebra
geeft Visser met veel poeha.
Wel wat kan die man
daar heel veel van.
Vaak met stomme monden
zitten w'ons te verwond'ren
over zijn goocheltoeren
en te koekeloeren
naar de sommen op het bord
Wat er wel eens aan de schort
is dat wij hem snappen,
alleen uitgezonderd de knappen.
Hoe Visser met die cijfers werkt,
ons in de rekenkunde sterkt
Ja, hij is een heel groot licht
te goed voor dit gedicht.
Hij stelt ook de lessen vast
maar heeft zelf vaak erg veel last
om te weten, waar hij moet zijn.
Wat hij dan zegt, is haast een refrein:
(Wijze: Ik ben niet bang)
Moet ik hier zijn , moet ik hier zijn, moet ik hier zijn.
Langharig tuig dat is er ook
en raak maar niet van de kook.
Ook leerkrachten weten daarvan.
Neem Hulzebos die man
(Wijze: Drie kleine kleutertjes)
En dan Hulzebosje
Tjonge wat een vent
Tjonge wat een vent
Hij draagt de haren lang
Hij heeft ze heel erg lang
Het is heus niet een bosje, maar een groot bos.
(Wijze: Suikerbossie)
Hulzebosje die geeft zang
Hulzebosje die geeft zang
Hij is voor Händel heel niet bang.
Al had die de haren nog zo lang.
Hulzebos had eens een eend,
snelde langs weg en beemd.
Een hele oude was het al,
maar hij deed het echt niet mal.
Het was wel een overjarig beest.
Het was wel een echte eend geweest.
Het kon ook wel wat anders zijn,
maar hij reed nog wel erg fijn.
Uit de bodem miste een hap.
Bougies vlogen soms door de kap.
Zijn benen staken door de vloer,
maar dat gaf geen moer.
Voor de wind
ging het gezwind
met tegenwind op pad
leek het net een schildpad.
Verwarming zat er ook nog in
en deed het naar zijn zin.
Je merkte er wel niet veel van.
Je waaide er haast uit man.
Werd er nu en dan gecontroleerd,
dan was Hulzebos hem gesmeerd.
Hij reed dan een zijstraat in,
maar de politie lang niet min
wachtte hem daar keurig op
Wat kreeg hij toen op zijn kop
(Refrein:)
Hij was niet bang, hij was niet bang, hij was niet bang
Hij was de auto kwijt
Op school kwam hij net op tijd
dank zij de politiewagen.
Hij had dus niets te klagen
Het stads- en landverkeer
is nu veel veiliger, weer
Want zo'n oud beest
is er nooit eerder geweest
Hij is nu hard aan het sparen
Och, die jongen zal het wel klaren.
Alleen de jongens van klas é;enn
vinden hem vel over been
Dus gingen ze bij één der schoolmeneren
Maar eens informeren,
wanneer hij jarig is
Het is zeker en gewis,
dat hij dan heel net
krijgt een voedselpakket.
Dit ging dan over een oude eend
Maar mensen u zit versteend,
Als Van der Velde begint te snakken
over alle geweldige gemakken
van zijn zeer geliefde Opelbeest
(Refrein)
En de kar is van Van der Velde
(Wijze: Zie ginds komt de stoomboot)
Zie ginds komt zijn Opel
uit Ulrum al aan
Zijn trots is zijn Opel
Hij slaat direct aan
Het is wel de beste
Alles zit er aan
Zie hem langs de wegen
met zijn Opeltje gaan
(Refrein)
En de kar is Van der Velde
In de wandelgangen van de school
is het voetbal een idool.
Ieder heeft weleens een bal geschopt
of per ongeluk gekopt
Zaterdag staan velen in de wei te springen
om weer hun club naar een ereplaats te dingen
Elk dorp heeft hier zijn eigen club
en droomt in stilte van een cup.
De één speelt hier,de ander daar.
Soms staan twee leerlingen tegenover elkaar.
Actief is ook de helft van het personeel
Volgens ons betekent niet dat niet veel
Eentje heeft het goed voor elkaar.
Hij wordt voor het eerst kampioen dit jaar
Hij speelt dan ook in de laagste klas
En doet of het een hele opgave was.
De tweede draait om de bal als een kat om de pap.
Hij legt de helft van het veld af in één stap.
De derde is geen brave borst.
Hij is voor de vijf wedstrijden geschorst.
De scheidsrechter had hem in het boek gedaan
Omdat hij een overtreding had begaan.
De loopbaan van een vierdeklasser was heel kort.
Hij was een debutant in deze sport
Hij gaf zich op aan het begin van het seizoen.
Om op die manier iets aan de conditie te doen.
Na enkele stappen op het veld
Was het slecht met hem gesteld
in een hard duel
raakte het been in de knel
's Avonds zat hij pips
met zijn been in 't gips.
Op school viel het gips wel in de smaak.
Binnen no time was het bij een tweede raak.
De derde is inmiddels van het gips bevrijd.
Een teken, dat het spul hier goed gedijd.
(Refrein: Wijs: Ajax heeft de wereldcup)
Jantje had zijn voet in 't gips
Jantje had zijn voet in 't gips.
O, wat keek die Jantje pips
Joghum had zijn been in 't gips
Joghum had zijn been in 't gips
Han die had zijn been in 't gips
Han die had zijn been in 't gips
Joop had ook wat met zijn poot
Joop had ook wat met zijn poot
Joop had ook wat met zijn poot.
Op het schoolplein wordt ook vaak een balletje geschopt.
Iedereen die meedoet, weet wel dat dat niet klopt
Het plein is een uitstekend voetbalveld
met de veiligheid van de ramen is het slecht gesteld.
En ieder die de voetballers bezig ziet,
weet al gauw hier klopt iets niet.
Wie voetbalt er nou met een lekke bal
of zelfs met een halve, het is te mal.
Weet echter dat ervaring heeft geleerd
met een gloednieuwe gaat het glad verkeerd.
Eén tik tegen het raam van een beproefde ring
"Kom hier met die bal en geef hier dat ding".
Het mes wordt getrokken en openknipt
in een oogwenk het lemmet in de bal gewipt.
Het heft wordt voortbewogen in een sierlijke lijn.
Met wiskundige zekerheid is de bal gauw klein.
De opperballensnijder heeft zijn werk gedaan.
Zie hem triomferend met twee helften staan.
Het mes wordt gevouwen met kille blik.
De voetballer denkt bij zijn eigen: "Stik!"
"In de bak!", is het laatste beulenwoord
Elk protest wordt in de kiem gesmoord.
Vele rampen zijn der ballen lot.
Met het wiskundig mes wordt niet gespot
Echter men weet in een oude bal valt niet veel te snijden.
Bovendien heeft de portemonnee er niet van te lijden.
Dus gaan er de laatste tijd weinig ballen stuk.
De opperballensnijder heeft het niet meer zo druk.
Boze tongen hebben wel beweerd,
dat niet alle ballen een lesje wordt geleerd
Een mooi exemplaar verdwijnt wel eens in een kast.
Welke relatie zou daarmee worden verrast
Of werd juist op dat moment het mes geslepen.
De voetballers hebben het nooit goed begrepen.
Wel zijn om twaalf uur
de ballen minder duur.
Zelden ziet men omstreeks die tijd
dat iemand weerloze ballen snijdt
Daarom heeft men voor het gemakt
Nog een betere bal op zak.
Deze verdwijnt dan op het dak
Voetballers kunnen ook aardig klimmen
Bovendien is het een vorm van trimmen
De ballensnijder tot zijn groot verdriet
Beoefent deze tak van sport niet.
Als dan de kust is opgeklaard
Ruilt men de ballen heel bedaard
Sofbal wacht op betere tijden
Men gaat zich aan de nieuwe wijden.
(Refrein: Wijze: Wie nog , nooit gevaren heeft)
Wie nooit op school gezeten heeft,
die weet niet hoe een leerling leeft
Leren, leren, altijd maar leren
Leren, leren, altijd maar door
Van één bal is het bekend
Dat hij schandelijk werd verwend
Het was op een middag vorig jaar.
Twee leraren hadden het voor elkaar
een prachtige bal, een leeg plein
twee voetballers erbij, laat die fijn zijn
Met de bal werd driftig getikt
Af en toe zelfs steenhard geflikt
De bal bleek een uitstekend exemplaar.
Geen nood de ballensnijder was niet daar.
Een van de leraren kreeg de bal toegespeeld,
die hij ettelijke malen reeds met de voet had gestreeld.
Dit werd een poeier een knal van een schot.
Echter heel slecht gericht, een droevig lot.
De baan van de bal werd gestuit door een ruit.
De pech was gekomen, het voetbal was uit.
De ruit bezweek onder de last van het geweld
De bal had het glas met kracht geveld.
Men stormde naar binnen om de schade te schatten
en zag het glas allerlei kanten uitspatten.
Met assistentie van juffrouw Bakker
was het gauw voor de bakker.
De ruit bleef kapot en tot overmaat van ramp
stond daar de ballensnijder na het optrekken der damp.
Zijn oordeel was boven verwachting mild.
De leraar werd niet over zijn knie getild.
Zelfs de bal bleef gespaard en heeft het overleefd.
Een lot dat de snijder aan weinig ballen geeft.
(Wijze: Wie nooit op zee gevaren heeft)
Wie nooit een ruit gebroken heeft, die weet niet hoe een leraar beeft
KATRIEN  B AKKER
Heeft u Katrien
wel eens gezien
met een grote tas,
als een zware last
vol met boeken
in alle hoeken
vreeslijk zwaar.
Je bent toch de sigaar
als je zo sjouwen moet
met het geleerde goed.
Ze krijgt nog eens een breuk
en dat is heel niet leuk.
(Wijze: Wie in januari geboren is hoezee)
Wie heeft op school de dikste tas, ja zij
Wie zeult daarmee naar elke klas, ja zij
Wie stopt daar alle boeken in.
En is dat nog niet naar de zin.
Ja, zij. ja zij, ja zij, ja zij, ja zij, ja zij.
Wie geeft er heel veel huiswerk op , ja zij
Wie vinden dat een reuze strop, ja wij
Wie is een lopend woordenboek.
Wie kletst al was het gesneden koek.
Ja zij, ja zij ja zij, ja zij. ja zij, ja zij.
Wie stencilt 's morgens heel kordaat, ja zij
Wie wordt ook wel eens heel erg kwaad, ja zij.
Wie raakt de goede snaar zo goed.
Het is Katrientje, die dat doet
Ja zij, ja zij, ja zij, ja zij. ja zij. ja zij, ja zij
Ja, heb je het over juffrouw Bakker
dan worden wij pas wakker
Zij weet heel veel,
ja, veel te veel.
Ze denkt alleen aan Frans
en ze is heel wat mans.
Ze is heel snel ter been.
Ze snelt door 't leven heen
(Wijs: Merck toch heel sterck)
Merk toch hoe snel zij fietst langs de weg.
's Morgens al vroeg op haar hoog gezadeld fietsje.
Ziet hoe zij trapt in een statige tred.
Kaarsrecht en hoog gezeten op haar fietsje.
Elke morgen heel erg vroeg
klimt zij op haar fietsje.
Elke middag na de school
klimt zij op haar fietsje.
Zie haar trots rondkijken.
Zie haar gaan
langs de baan.
Zie haar trots rondkijken.
Zie haar gaan, langs de baan,
zou die fiets niet bezwijken.
Vorig jaar ging klas vier
helemaal van hier
naar België, naar Epen.
naar de jeugdherberg van Epen.

Toen het afscheid weder kwam
en iedereen zijn spul meenam
vergat juf Bakker daar haar tasje
Met haar geld en ook haar pasje.
In de bus kreeg ze het in de gaten
en stil en gelaten
belde ze bij de grens maar op
en zei: "Deze grote stomkop
Heeft haar tasje laten staan
wilt u ermee naar de post toe gaan,
stuur het naar de Wassenbergstraat,
als dat tenminste gaat".
Thuis gekomen
heeft zij nimmer iets vernomen
van haar geliefde tasje,
haar geld en ook haar pasje.
In de vakantie met haar zus
ging ze die weg terug
met de trein naar Aken,
maar hoe in Eupen te geraken,
Wel dat moest per bus,
maar juf Bakker en haar zus
kwamen daar niet in.
Het was niet naar de chauffeur zijn zin.
Per uur wel dertig knopen,
mensen wat een eind was dat.
Je liep je benen van je gat.
Tenslotte in Eupen aangekomen,
had ze alras vernomen,
de tas, die was er nog gelukkig.
Juf Bakker ook wel eens nukkig,
ging toen die zelfde dag
ja, dat was een hard gelag,
helemaal nog naar huis.
Mensen wat een kruis.
Z'n lange reis in een etmaal,
ben je dan wel helemaal
(Refrein)
Ouwe taaie jippie, jippie, jippie jé
Het Ulo-examen is verdwenen, hoera
Niet allemaal meer talen bah, bah, bah
Ieder vak
krijgt zijn gerak
en er zijn maar zes
dan ben je boven jan.
Maar je moet er wat voor doen.
Je haalt het niet op slof en schoen
Ze heb je in klas vier
een monsterachtig dier.
We noemen dat schoolonderzoek.
Dat is een kont zonder broek,
want is het onderzoek gedaan,
dan mag je naar 't examen gaan.
Het Mavo- examen is lang niet mis.
Het schoolonderzoek geen kattepis.
Op een van die rode kaarten in klas vier
Geven ze je een acht, een zes, een vier.
Luistertoetsem zijn erg in,
maar niet naar ieders zin
Dan heb je de spreekbeurten nog.
Misschien heel nuttig, maar toch
een beroerd iets om te doen,
want je zou je soms bedoen
om al die zenuwachtigheden
die zich voor de klas voordeden.
Overal zijn cijfers voor.
Ze halen je er dik door.
Cijfers voor spreekvaardigheid
Cijfers voor schrijfvaardigheid.
voor luistervaardigheid
en het is geen ijdelheid der ijdelheid,
want het telt mee voor je examen
En je wilt je toch ook niet schamen
Dus jongens zet hem op
Stamp al dat leerwerk in je kop.
(Wijs: Heb je wel gehoord van de zeven, de zeven)
Heb je wel gehoord van de zeven, de zeven
Heb je wel gehoord van die grote sprong
Ze zeggen dat ik een vijfje had
Maar het was een zeven lieve schat
't was geen één, 't was geen twee, 't was geen drie
't was geen vier, 't was geen zes, maar een zeven.
APPIE BROERSMA BIJ HET WADLOPEN
We hebben ook een broertje.
Nou het is wel een knoertje.
Zo klein is ie ook niet weer niet
't Is nou ook niet geen spriet.
Hij is de bioloog
studeert ontzettend droog
in heel geleerde boeken
Maar gaat ook wel eens zoeken
naar vogeltjes en bloemen
en bijtjes die zo zoemen,
insecten, rupsen, slakken,
spinnen, kevers, kakkerlakken.
Hij studeert in folianten
over grote olifanten
Soms gaat hij helemaal
naar het land van Reimerswaal.
O nee, dat is verdronken
in de zee verslonken
Hij snelt nu door veld en beemd
in een heel aardige eend.
Ja, dat is heel niet mal
dat noem je biologisch al.
(Wijs: Daar wordt aan de deur geklopt)
Broertje heeft een eend gekocht, een eend gekocht, eend gekocht
Broertje heeft een eend gekocht, hoe zal dat gaan.
Ja meneer Broersma de biologieleraar
heeft het heel niet raar
Geld verdient hij bij de vleet.
Hij is student, zoals dat heet.
In het weekend is hij heel bezet,
dan snatert zijn eend van tetteret
(Wijs)
Eén, twee, drie, vier, broertje rijdt
Broertje rijdt één, twee, drie, vier, broertje rijdt zijn meid
Broertje rijdt naar t Heitelan
Broertje rijdt naar 't Heitelan
Een, twee. drie, vier, broertje rijdt zijn meid
Hij vertelt ons allerlei
over de bloeimaand mei
Over vogels, over vissen
hoe een mier moet pissen.
Hoe een worm een worm ontmoet.
Hoe een mol het onder doet.
Hoe een geit en een ram
maken een heel klein lam.
Hoe een vlinder knipoogt.
Hoe een vis de schubben droogt
Hoe een koe vangt een haas
en een visser een dikke baars.
Hij vertelt over artisjokken.
Heeft het over eierstokken.
Trouwens er is nog een man
die weet daar ook wat van
(Wijs: Van Lauwerszee)
Van Lauwerszee naar Noordhorn toe
van Friesland tot aan 't wad
Ons Broertje kweekt en onderzoekt.
Hij is voor zijn werk op pad.
De planten groeien uit zijn kar.
Maar Appie dat is toch te bar.
Een bioloog uit Grönnen stad
die sjouwt erg veel op 't wad
Toneel
(Juf zit aan tafel op het toneel)
Juf:
Ja, lezen is een grote kunst.
Vooral begrijpen wat je leest.
Dat moeten de meesten leren.
Sommigen moet je het lezen nog leren.
(Geklopt op de deur)
Juf:
Binnen
(Twee jongens komen op)
Een:
Juf, we zouden laten horen, dat we nu wel goed kunnen lezen.
Juf:
Zo, zo jongetjes, hier zijn de boekjes.
Lees maar eens op.
Doe het samen maar tegelijk, dat scheelt mij in de tijd.
Die kan ik weer gebruiken om te corrigeren.
Jongens: (Heel traag en zeurderig)
Jantje zag eens pruimen hangen,
O! Als eieren zo groot
't Scheen, dat Jantje wou gaan plukken,
Schoon zijn Vader 't hem verbood.
Juf:
Jongetjes, maar dat is helemaal niet goed.
Lees dat thuis maar eens goed over.
 Dit lijkt nergens op.
Het moet niet zo zeurdiger, maar veel pittiger en sneller.
(Jongens af, geklop)
Juf:
Binnen!
Jongens:
Juf, nou is het vast wel goed.
Juf: (De boekjes)
Wel laat maar eens horen.
(Jongens doen het nu ontzettend snel.
 Juf springt overeind)
Juf:
Maar dat is toch geen lezen, dat moet veel rustiger.
En dan moet je goed kijken, waar de komma's en de punten en zo staan.
Nee, dit moet beslist beter.
Morgen doe je het keurig over.
(Jongens af, geklop)
Juf:
Binnen
Jongens:
Nou is het vast wel goed Juf.
We hebben heel goed ons best gedaan.
Jantje zag eens pruimen hangen komma
Oh uitroepteken als eieren zo groot punt
Komma 't schoon komma dat Jantje wou gaan plukken komma
Schoon zijn vader komma 't verbood.
Juf: (Handen omhoog)
Verschrikkelijk.
Jullie lijken wel een examenklas.
Die worden ook met het jaar slechter, wat zeg ik, met de dag slechter.
Dit lijkt nergens op.
Morgen weer over.
(Jongens af, geklop)
Juf:
Binnen
Jongens: ( zelfde als boven maar wijzend met de vingers punten in de lucht aan)
Juf:
Met jullie kan ik niets beginnen.
Jullie krijgen vast nog wel eens een mavo- diploma, als ze het examen hebben afgeschaft.
(Wijs: Mijn oude opa)
Ons Daantje, ons Daantje, ons Daantje
Op heel de mavo is er niemand zoals hij.
Ons Daantje, ons Daantje, ons Daantje
en niemand zo'n baasje als hij
Op heel de mavo.
DAAN DE JAGER

En dan aller Daan
Dat is toch wel een kraan.
Hij kletst goed Duitse taal
Aardrijkskunde leert hij ons allemaal
over industrie en granen,
over steden en kranen.
over passen en wegen,
over droogte en regen,
Zuidpool en evenaar.
Hij is er nooit mee klaar
rivieren en meren.
Zuidpool en ijsberen.
Statistieken en grafieken,
Geboorteoverschotten,
milieu dat we doen verrotten.
Sluizen en verval,
zee en blauwe kwal.
ergens is het wel een rauwe
die graag eens mag doordouwen.
Ijshockey, dat is pas sport.
't Enigste dat er aan schort,
dat nu een kunstijsbaan
te laat is voor onze Daan.
Daarvoor is hij nu te oud,
vindt het nu te koud.
Mag graag eens kijken gaan
Met grote klompen
(Wijs: 'k Zag twee beren)
k Zag Daan naar de ijsbaan tijgen
O, wat was 't een wonder
t was een wonder boven wonder
Hij kon niet koude voeten krijgen.
Hi, hi, hi
Ha, ha, ha
Hij had grote klompen aan

Hij mag graag een baantje rijden
Niet met de jongens en de meiden,
want dat gaat hem veel te snel
en daarom begrijpt u wel,
blijft hij, als de school gaat, thuis
Dat is dan wel een kruis.
De laatste keer had hij het niet meer.
Hij kon toch bij die jongens en meiden
zijn eigen tempo rijden?
Dus ging wel laat die Daan
nog naar de ijsbaan
en de schooljeugd zag hem verschijnen
Hij had wel willen wegkwijnen,
als zij gezongen hadden
(Wijs:)
Waar kom je vandaan, Daan
Elke morgen klokke tien
houdt men op school het voor gezien
na twee uren noeste arbeid
is het voor koffie de hoogste tijd.
Zodra de bel gaat, kan men naar buiten.
Soms is het nodig de deuren te sluiten.
De een na de ander sluipt weer binnen.
Er is maar weinig tegen te beginnen.
men vreest in dat uur
met grote vrees de natuur.
Eerst blijven velen hangen in het lokaal.
Men jaagt ons er uit in duidelijke taal.
Eenmaal,op de gang begint weer het spel.
Vooral bij de wc treft men een heel stel.
Anderen staan als een zak tegen de muur
Frisse lucht in Noordhorn is voor hen te duur
Bovendien word je buiten veel eerder ziek
Zorg dat je binnen blijft, is de politiek
Elke leraar in de gang roept: "Naar buiten gaan.
Lummel niet rond, ga hier vandaan”.
Schoorvoetend trekken enkelen naar buiten.
Anderen staan onverschillig in de lucht te fluiten.
Na veel gedonder en geraas
Blijft de leraar de baas
De geur van de koffie trekt hen aan.
Een paar treuzels laat hij maar staan
Deze sluipen onvervaard in de klas,
alsof daarvoor geen enkel verbod was
Inmiddels zit het personeel klaar
om wat te praten met elkaar.
Op het plein ziet men enkele helden.
De meesten vindt men er zelden.
Zij bevolken lokalen en gangen
Dichtgedrukt tegen verwarmingsstangen
Op de school is het spitsuur aangebroken
Ook de leerlingen hebben de koffie geroken
Men maakt een wandeling tussen twee buitendeuren
en staat wat met voorbijgangers te zeuren
U ziet, men is de school nog lang niet zat
en beschouwt haar als het beste levenspad.
In een naburig lokaal
heerste een groot kabaal
Als de directeur de deur opendoet,
treft hij een complete klas heel zoet.
"Allemaal naar buiten" , is steevast de kreet.
Het was beter, als iemand de deur op slot deed.
Als de bel is gegaan
komen de leraren eraan
Het is uit met de lol
de lokalen trekken vol.
Een enkele leraar is de weg kwijt geraakt
en stopt bij een klas, die kennelijk staakt.
"Moet ik hier zijn?" Is zijn vraag.
De klas antwoordt eenstemmig: "Ja, graag"
(Wijs:We zijn er op de wereld om elkaar te helpen. nietwaar)
We zijn er op de wereld om te leren, nietwaar te leren niet waar
We zijn er voor de school, en niet voor de jool en niet voor de jool.
We zijn er op de wereld om te leren nietwaar te leren nietwaar
We zijn er voor de school, en niet voor de jool en niet voor de jool.
Op school hoor je heel namen
van goeden, slechten en bekwamen
Er komen er soms namen bij
en die bedenken wij
Hebt u wel gehoord van Hoss.
U weet wel die big boss
uit Bonanza van de TV
Er zijn veel meer bijnamen,o jé
Ja, hoe komen wij daaraan.
Waar komen zij vandaan.
Och dat gaat soms zo opeens
Luistert u maar eens
(Wijs: Hoor, wie klopt daar kinderen)
Hoor wie spreekt daar kinderen
Hoor wie spreekt daar kinderen
Hoor wie heeft daar toch de beurt
Kijk wat heeft die kerel
Kijk wat trilt die kerel
Hij heeft de bibber in zijn lijf
't is bibber. 't Is bibber
't is bibber, die daar staat

SEERP PALSMA en SIPKE (BIBBER) HUIZINGA
(Samen)
Sipke luister even, straks bij meneer De Haan
Niet zo staan te beven . Blijf toch rustig staan
Ook niet steeds zo slikken
't Gaat toch heus wel goed.
Bibber blijft het al zijn leven
't Is het gebibber dat het 't hem doet
Aan school staan twee Hanen
Met de zelfde banen
De ene student,
een nog ongetrouwde vent
Ze houden van de voetbalsport
Kunnen met zwemmen ook wel vort
De oudste heeft het dik voor elkaar
Zo eens in de twee jaar,
hij blesseert dan zijn poot.
Die is dan dik en rood
Daar zit hij dan mee op een stoel,
met een grijns om zijn smoel
FOLKERT DE HAAN
Ja, en dan de jonge Haan
je kijkt hem er niet op aan.
Laatst lag hij na te trappen,
die grote oelewapper.
Voor vijf wedstrijden werd hij geschorst,
die andere, zo brave borst.

JAN THIJS DE HAAN
(Wijs: Hand in hand)
Hand in hand kameraden, hand in hand voor de voetbalsport
Geen woorden maar daden
Leve de voetbalsport









Bij de school hoort gymnastiek.
Dat doen wij dan ook kwiek.
Wij laten daarvan een staaltje zien.
De laatste jongen kreeg een tien.
GEWICHTHEFFEN
In deze luchtvervuilde tijden
is een scheikundige te benijden
Hij weet van vele stoffen wat,
welk closetpapier goed is voor zijn gat
Hij werkt met buisjes en met branders.
Hij mengt en brouwt en doet niet anders.
U weet het wel, zo'n ingewikkeld brouwsel maken.
waar een leek bij staat te kijken met beschaamde kaken.
Een hele dag is hij zo in de weer.
Hard werken en toch is het geen saaie peer.
Een proef op school om de leerlingen iets te leren.
Is als een eerste klas sommetje, dat hem niet kan deren.
Hij geeft ons schei- en natuurkundeles
en tovert met dingetjes uit een fles.
Hij weet precies hoe het is gesteld
met een elektrisch krachtenveld
Het periodiek stelsel kent hij uit zijn hoofd.
Er is geen meerwaardigheid die hem van 't verstand berooft
Voor fosfor is hij helemaal niet bang
Met ijzeren vuist pakt hij het in de tang.
Hij heeft een hoofd vol moleculen en atomen.
Je ziet de formules boven zijn hoofd uitkomen.
De studie eist veel van zijn vrije tijd.
Alleen in het weekend vrijt hij met zijn meid.
Hij woont buitengaats
In een heel lange straat
30 boten op een rij
Er kan geen jol meer bij.
Hij fietst steeds heen en terug
vanuit Oosterhogebrug
Vier kamers zitten er in elk bootje.
Bij velen is het wel een zootje
Op de boot van Van der Meer
is het allang niet meer
Onlangs zijn er onverschrokken
enkele dames ingetrokken
Vrouwen en mannen wonen door elkaar
De emancipatie begint ook daar
(Wijs: Hij heeft zijn wagen volgeladen)
Hij heeft zijn scheepje volgeladen vol met mooie meiden
Met al dat schoons naast zijn kamer is hij te benijden.
Nu gaat hij in augustus trouwen
In het Heitelan zijn nestje bouwen
Dag bootje dag
Dag bootje dag

Voor je hele levenswandel
is belangrijk een vak als handel
Je zit dan maar te zoeken
in dag- en bijboeken,
ook heb je een journaal.
Weten we veel allemaal.
't Is Vrolijk die dat doet.
En hij doet het goed
Hij had een mooie baard
zuinig bijeenvergaard,
leek zo wijs en kalm.
Ondanks rook en kwalm
opstijgend uit sigaar of pijp
Hij is nu het baardje kwijt,
maar wat is een Vrolijk zonder baard.
't Is een gladiator zonder zwaard:
Een visser zonder hengel,
een schoolmeester zonder bengel,
Zeg Bart, waarom deed je dat?
"Hij was toch zo lekker zwart?
(Wijs: ' Zonnetje gaat van ons scheiden)
Bartje heeft zich geschoren
is zijn baardje kwijt
Veel schoonheid ging verloren,
wellicht dat het beter vrijt
Bartje moet zich nu scheren
elke dag vroeger uit bed
Dat moet hij eerst weer leren
zo vroeg uit 't warme bed.
Bartje heeft zich geschoren
is nu zijn baardje kwijt
Veel schoonheid ging er verloren,
wellicht dat 't beter vrijt
Het grote koffiezetapparaat
is elke dag paraat
voor de pauze is er koffie
van Anje voor het hele leraarkloffie
(Wijs: Frysk blut)
Anje schiet op de koffie is al bruin.
Het water staat ons aan de lippen toe.
Wij hebben dorst, wij willen zo graag drinken.
Zo brult het hele lerarenkoor.
Anje schenk in.
Heel veel suiker is wel naar de zin.





(Wijs: In Holland staat een huis)
In Noordhorn staat een school
In Noordhorn staat een school
In Noordhorn staat een school ja, ja
Van je singele, singele, hopsasa
In Noordhorn staat een school
In Noordhorn staat een school.


Voor die school daar woont een heer
Voor die school daar woont een heer
Voor die school daar woont een heer ja, ja
Meneer Visser singele hopsasa
Voor school daar woont een heer
Voor school daar woont een heer.
In die school daar werkt een juf
In die school daar werkt een juf
In school daar werkt een juf, ja, ja
Katrientje singele hopsasa
In school daar werkt een juf
In school daar werk een juf
Die school bezoeken wij
Die school bezoeken wij
Die bezoeken wij. Ja, ja
Van je singel, singele hopsasa
Die school bezoeken wij
Die school bezoeken wij.
Zo komen we aan het eind van ons verhaal.
Wij groeten u nu allemaal.
U hebt het een en ander van ons gehoord,
wat door de Hanen werd verwoord
Oue Haan zegt misschien: "Gekroonde dwaasheid".
Van der Velde: "Houd je gaffel meid".
Broersma wenst het misschien graag stil
Vrolijk weet niet wat hij wil,
misschien wel pils of boerenkool
Van der meer denkt aan plus of minpool.
De Jager misschien aan ijs
Meneer Visser is vast van de wijs,
misschien is bij hem de vraag gerezen
"Moest ik vanavond hier wezen?"
Het is om het leren te leren, het om het leren te doen
Het is om het leren te leren, het is om het leren te doen.
Waarom gaan wij naar school
Wij doen dat om te leren
Waarom gaan wij naar school, wij doen dat om te leren
Pop heeft dat ons verteld
Dat wij hard moeten leren
Wij worden dan heel groot
Dat zei hij heel wat keren.
Het is om het leren te leren, het is om het leren te doen.
Het is om het leren te leren, het is om het leren te doen    
FOLKERT JANS DE HAAN
NOORDHORN









JAN THIJS JANS DE HAAN
















Revue 2

HA DIE MAVO!
Noordhorn
1982
(Wijs: Piet Hein)
Heb je wel gehoord van de mavo- school aan de Langestraat.
Je leert er erg veel en hebt er ook jool.
Ze maken je hier kordaat.
Dit is klas drie,
die u hier voor u ziet.
Onze daden benne groot.
Dit is de klas drie van de mavo- school.
Je leert er veel, erg veel, en je hebt er ook jool.
Het schooltje aan de Langestraat
is klein maar wel paraat.
Elke dag door weer en wind
trekken wij zeer gezwind
naar dat schooltje toe
en 's middags gaan wij
naar moe met een tas vol ellende
en een gevulde  agenda naar huis toe.
(Samen)
Wij werpen ons hier voor de leeuwen,
omdat we zo goed kunnen schreeuwen.
Wij hebben op school de grootste mond,
want huilende baby's zijn immers gezond.
Zelden dragen wij de mond vol tanden.
Moeten wij zwijgen dan gebruiken we de handen.
U die ons zit aan te kijken,
zal wel spoedig blijken,
dat hier volgen de notulen
van onze mavo- school,
waar niet pret en jool,
maar leren het parool is,
want zeker en gewis
je leert er erg veel
met en zonder gekrakeel.
Algebra en meetkunde
met veel rekenkunde,
en dan al die talen,
je krijgt ervan de balen,
proefwerken en testen
om ons flink te pesten.
Spieken hoort niet zo.
Je krijgt niets cadeau.
(Wijs: Waar de blanke top der duinen)
Waar de blanke hand des leraars dreigend ons beduiden moet,
dat je onder t proefwerk niet fluistert en dus ook niet spieken moet.
Daar heb je een kans, dat je een paaltje krijgt,
waarvoor men dan een één in 't mapje schrijft.
Spiek dan niet gij leerling daar.
Wees dan maar met een zesje klaar
Als je thuis komt met dat mapje vol met streepjes voor een vak,
weet je dat, dat is geen grapje. Noemt je pa je thuis een zak.
Dan heb je kans, dat je geen zakgeld krijgt,
waardoor je dan in 't weekend zonder blijft.
Ga dus maar vlijtig aan het werk.
Aardrijkskunde en biologie,
geschiedenis ja wis en drie,
tekenen en handvaardigheid,
Geen cijfers meer voor gedrag en vlijt.
Natuurkunde, Bijbelse geschiedenis,
Frans en nog een hele ris.
Duits en Engels voor ons bengels
't klokje van gehoorzaamheid is altijd
bij de tijd.
Wij zijn niet altijd net
en maken heus wel pret.
De leraren doe flink hun best.
Wij doen dan wel de rest,
zoals een leraar treffend zegt:
"Hij de meester, wij de knecht.
Leren moet je, leren zal je"
Geen jool op school.
Leren is het parool.
(Wijs: Refrein: Farce majeur)
Het is om het leren te leren, het is om het leren te doen
Het is om het leren te leren. het is om het leren te doen
(Wijs: Kerstfeest)
Ik zit hier alleen strafwerk te maken.
Er is geen school iedereen is vrij, alleen ik niet.
Ik ben weer de sigaar
om vier uur nog niet klaar.
Ja, dat is toch wel een heel erg groot verdriet.
Ik was met vliegmachientjes aan het gooien.
Mijn buurman deed ook mee, nou da's één mooie.
dat grote stuk verdriet,
zei: "Deze jongen deed dat niet".
Vandaar dat u hem hier nu ook niet ziet.
Ik moet vele bladzijden vol gaan schrijven
en mag hier heus nog wel een poosje blijven.
Wat heb ik een verdriet.
Was ik toch maar zo'n stoute jongen niet.
De leraren hebben allemaal de pé in.
Ze zeggen altijd: "Joh, ga jij maar spelen.
Dat wordt toch niks met jou".
Je krijgt steeds een wat-je-kou.
Zat ik me hier maar niet zo te vervelen.
Mijn vrienden zijn nu zeker aan het vissen.
wat is het jammer, dat ik zal moeten missen.
Het is mijn eigen schuld.
ik heb ook geen geduld.
Anders had ik aan het water kunnen vissen.
Ik zal nu toch mijn leven moeten beet'ren.
Na zoveel straf zou 'k beter moeten weten.
Ik ben nu nooit meer stout.
Al word ik ook heel oud.
Ik zal dit strafwerk nooit kunnen vergeten.
Ik zit hier alleen strafwerk te schrijven.
Er is geen school iedereen is vrij alleen ik niet.
Ik zal het nooit meer doen.
Ik houd nu mijn fatsoen.
Vandaar dat u mij hier ook niet nooit meer ziet.
(Voorstellen:)
Ik ben Frouwina de Wind.
Ik ben best een aardig kind.
Ik ben Hermien Wiechers
Zonder bril kan ik u gelukkig niet zien.
Ik ben Marjan Doff.
Dat vind ik geen sof
Ik ben Gretha van Dijk
Ik zit hier vorstelijk.
Ik ben Nynke Feddema
en niet met zessen klaar.
Ik ben Emma Faber,
kan heel gezellig zwetsen
en toch wordt dat bij mij nooit zwetsen.
Ik ben Carolien Hut.
Ik ga nog lang niet met de VUT.
Ik ben Wegter Heleen.
Zo is er maar een
Ik ben alleen stil,
als ik dat zelf wil.
Ik ben Betty Wessels,
kom uit Ollehoof
en klets mezelf de oren doof.
Ik houd van plezier
en daarom ben ik hier.
Ik ben Sonja Postma
Niemand doet me dat na.
Ik ben Tineke Strijker,
masseuse van beroep
Ik vind het hier een troep
Ik ben Hilda Tempel
uit een roemrijk geslacht.
Mijn stem is helaas wat zacht.

Ik ben Jan Willem Monster,
ga graag naar zee,
Ik breng hier de monsterrol mee.
Ik ben Roelie Groenveld.
Ik ben beresterk, omdat ik einden fiets.
Bij mij proberen ze niets.
Ik ben Margriet van der Veen.
Ik ben erg lief
en dus des meesters hartendief.
Ik ben Alie Wiep de Boer.
Ik voetbal met stijl
en sta dus op een hoog peil.
Het is te mal.
Ik ben Rennie van der Wal.
Ik ben Klaas Mulder Jan
en ik doe overal aan mee.
Ik ben Zuidema Ethelmoed
en dat vind ik goed.
Ik ben Eric Kaman.
Ik ben al wijs.
Ik vind dit maar een hele hijs.
Ik ben Marc Kooy en dat vind ik mooi,
Ik kan ontzettend zwetsen man.
Ik krijg daar niet genoeg van.
Geen onderwerp is mij te gek,
als ik mijn bek opentrek,
Ik ben Bijma Jan
en wordt overal vrolijk van.
Ik ben Kobus Barbara
en zing mij allemaal na.
(Wijs: In de Mallemolen van het leven)
In de mallemolen van de mavo draai je allemaal je eigen rondje mee.
De molen draait ook zonder jou, je stoel blijft dan wel leeg.
Dus kom draai met die mallemolen mee.
Maandagmorgen vijf voor half negen
De bel die gaat, je staat weer in de rij.
Zo begint de molen van De Haan dan weer te draaien.
En je denkt al weer aan vrijdag, want dan is 't voorbij.
In de mallemolen van de mavo draai je allemaal je eigen rondje mee.
De molen draait ook zonder jou, je stoel blijft dan wel leeg,
Dus kom draai met die mallemolen mee.
Ieder vak krijgt zijn gerak
En er zijn er maar zes.
Haal je voor elk vak zo'n zes.
Dan ben je boven Jan.
Maar je moet er wel wat voor doen.
Je haalt het niet op je slof en je schoen.
Zo heb je in klas vier
een monsterachtig dier.
We noemen dat schoolonderzoek.
Het is een kont zonder broek.
Want is het schoolonderzoek gedaan,
dan mag je naar het examen gaan.
Het mavo-  examen is lang niet mis.
Het schoolonderzoek geen pis.
In die boekjes in klas vier,
geven ze je een acht,
een zes en een vier.
Luistertoetsen zijn erg in,
maar niet naar ieders zin.
Dan heb je de spreekbeurten nog,
misschien heel nuttig, maar toch
een beroerd iets om te doen,
want je zou je soms bedoen
om al die zenuwachtigheden,
die zich voor de klas voor doen.
Overal zijn cijfers voor,
ze halen je er dik door.
Cijfers voor spreekvaardigheid
en het is geen ijdelheid der ijdelheid,
want het telt mee voor het examen.
En je wilt je toch ook niet schamen.
Dus jongens zet hem op.
Stamp al dat leerwerk in je kop.
(Wijs: Refrein: Farce Majeur)
Ja het is om het leren te leren. Het is om het leren te doen.
Ja het is om het leren te leren. Het is om het leren te doen.
(Wijs: Heb je wel gehoord van de zeven, de zeven)
Heb je wel gehoord van de zeven, de zeven.
Heb je wel gehoord van die grote sprong.
Ze zeggen, dat ik een vijf had, maar 't was een zeven, lieve schat.
't Was geen één. 't Was geen twee, 't was geen vier, maar een zeven.

Wiskunde en algebra
geeft Vlijm met veel poeha.
Wel wat kan die man
daar heel van.
Vaak met stomme monden
zitten we ons te verwond’ren
over zijn goocheltoeren
en te koekeloeren
naar de sommen op het bord,
wat er wel eens aan schort,
Is, dat wij hem snappen,
uitgezonderd de knappen.
Als je de man eens goed bekijkt,
moet je toegeven, dat hij op Van Agt lijkt.
Hij heeft dezelfde Bourgondische natuur.
Het eten is voor hem nooit te duur.
Hij kan schrokken
grote brokken
een koe en een kalf.
een heel paard half.
twee porties Chinees.
Voor hem is eten een feest.
Fonduen kan die man.
Hij eet het vet nog uit de pan
en, ja, daar vraag je me wat.
Hij blijft zo mager als een lat.
Zijn stem komt van heel diep
Ja, het is geen gepiep.
Hij geeft wis- en natuurkunde en ook godsdienstles
En springt voor alle commissies in de bres.
Sinds kort is hij nu ook een computerfanaat.
Hoort u maar eens hoe dat gaat.
(Wijs: O,kom er eens kijken)
O, kom er eens kijken, wat ik met mijn computertje doe.
Leuk is 't zo te spelen, maar ik weet niet hoe,
Een beeldscherm en een toetsenbord.
't Is Vlijm die daar tevreden knort.
Hij maakt programma's op een rij
en is nu nooit meer vrij.
O. kom er eens kijken, of wat ik met mijn computertje doe.
Leuk is 't zo te spelen, wat ik weet nu hoe.
JAAP VLIJM en ARNOLD POSTMA
Als hij praat, schreeuwt ie
Als hij eet, vreet ie.
Als hij lesgeeft, rekent ie.
Als hij lesgeeft, rekent ie.
Als hij hobbiet, rekent hij.
Als hij ontspant, rekent ie.
Hij is de discoman,
daar regelt hij wat aan
Hij beheert veel potten
en laat zich niet bedotten,
ouderbijdrage, pot van 't personeel.
Niets is hem teveel,
rekenen doet hij graag
en 't vullen van zijn maag.
Hij is de enige onderwijsman
die zijn salaris berekenen kan.
want, als hij werkt, rekent ie.
als hij eet, rekent ie
Hij was bij de marine
en is nu een rekenmachine.
(Wijs: Bij de marine)
Zorg, dat je goed bij blijft, met een computer, met een computer.
Zorg, dat je goed blijft, met een computer blijf je bij.
(Wijs: Ferme jongens, stoere knapen)
Ferme jongens, stoere knapen, foei hoe suffend zit gij daar
Zijt ge dan niet uitgeslapen.
Zo komt nooit dat proefwerk klaar.
Schaam je jongens, kom zet door, kom zet door,kom zet door.
We hebben ook een mapje,
nou dat is geen grapje.
Elk streepje, dat dat ding heeft,
maakt dat je 't hele weekend beeft.
We moeten dat ding thuis laten zien
en hebben niet als Zwerver steeds een tien.
Als je dus een onvoldoende hebt gekregen,
wordt er door de leraar een streepje gegeven.
Thuis bij moe en pa
kijken ze dat mapje na.
Ze moeten een handtekening zetten
en de leraren daar op letten.
Als er een streepje staat,
worden pa en moe altijd kwaad.
Je krijgt dan de wind van voren.
We vertellen niet, wat je dan moet horen.
Sommigen krijgen de vreselijkste straffen
en kunnen er nachten niet van maffen.
Ja, 't is een vreselijk kwaad,
dat 't rot mapje bestaat.
We kunnen, en dat is geen wonder
er voortaan heel best zonder.
't Mapje kan de lucht in vliegen, hi ha ho.
Hoef je pa niet te bedriegen, hi ha ho.
Sommigen hebben wel eens een dubbele boekhouding.
U zegt, wat is dat voor een onding.
Wel , ze hebben dan twee blaadjes voor de streepjes
de ene gaat naar moe
de ander naar de leraar toe,
moe ziet dan geen streep
en de leraar is niet zo leep.
dat hij het bedrog daad'lijk merkt,
wat ons in het kwaad sterkt.
Helaas liep het op den duur in de gaten.
en waren de leraren in alle staten
Als je blaadjes stelen gaat
en dus werken we ons nu weer uit de naad,
zodat er geen streepje op het mapje staat.
(Wijs: Op de grote, stille heide)
In de kleine stille ruimtes zitten de leraren op hun kont,
wijl het witgekuifde Haantje vrolijk zwerven in t schooltje rond.
Schatje hier en schatje daar.
Daar is een leerling weer de sigaar.
En hun Diepstra is hun herder
En Diepstra is hun herder
het hele jaar rond
Vrolijk duikt in de papieren, doet het ministerie kond.
wijl het witgekuifde Haantje,vrolijk zwerft in 't schooltje rond.
En lesje, hier een lesje daar,
nu is klas 3a de sigaar.
En Diepstra poetst verder
en Diepstra poetst verder
het hele jaar rond.
Diepstra ziet een leerling, die hem geeft een grote mond.
Hij roept het witgekuifde Haantje, vraagt hem straf voor deze klont.
Kun je een opstel schrijven gaan
over wat je hebt gedaan
Je kunt dan gaan pennen,
je kunt dan gaan pennen
voor ouwe Haan
Ook als je uit de les gestuurd wordt, kun je bij die man terecht,
moet je ook een opstel schrijven, over wat je hebt gezegd.
Schrijf je dan maar zo wat op,
geeft die Haan jou op de kop
En doe je het over
en doe je het over
tot alles klopt.
Ouwe Haan zit dan te gnuiven, over wat je hebt verteld.
weet zich dan nog te herinneren, dat hij vroeger was zo'n held
en vond dat een reuzestrop,
maar kon het niet laten,
maar kon het niet laten.
Kreeg strafwerk op.
Als hij zit, ligt ie.
Als hij staat, hangt ie.
Als hij kraait, brult ie.
Als hij lesgeeft, onderwijst ie.
Als hij vrij is, snijdt ie.
Als hij liefheeft, vrijt ie.
Als het zomer is, vist ie
In de vakanties fietst ie
en heel vaak ouwehoert ie.
Hij heeft maar een gebrek
Hij denkt, dat alle meisjes zijn gek
..............................op hem.
Je merkt dat aan zijn stem
tegen meisjes gaat ie omhoog.
Bij de jongens wordt ie wat droog.


Als hij praat, dan kucht ie
Als hij gaapt, dan zucht ie.
Als hij voetbalt, dan lelt ie.
Als hij slijmt, dan is het een dame,
zegt alleen tegen Lies: Ja en amen.
Noemt het personeel geliefden, de leerlingen …schat,
als hij moe is, dan is hij het zat.
Paait Vrolijk met snert, fondu en patat
Vlijm met een computer
Van Dijk met een toeter.
Beek met een nieuwe bal.
Gelderloos met gordijnen
Juf Boersma met een kleine.
Jonge Haan met een shirtje.
Juf Meijer met een flirtje.
Juf Bruens met een hockeystick
En als Postma geeft geen kik,
krijgt hij een encyclopedietje,
Maar vooral Juf Tijdeman vindt hij een lekker Grietje.
(Wijs: Hallo, meneer de Uil)
Hallo, meneer De Haan,
wat kijkt u ons toch aan naar onze kant,
oh ja naar onze kant.
We lezen u voor uit de mavo- krant,
oh ja, uit de mavo- krant.
Wat daarin staat precies vermeld,
hoe het met ons schooltje is gesteld.
Echt waar .....echt waar, meneer De Haan.
Ja, want leraren zijn precies als mensen
met dezelfde mensenwensen
met dezelfde mensenstreken.
Dat staat allemaal in dit boek,
van zoete koek, van zoete koek.
Elke morgen klokke tien
houdt men op school het voor gezien
Na twee uren noeste arbeid
is het voor koffie de hoogste tijd.
Zodra de bel gaat, kan men naar buiten.
Soms is het nodig de deuren te sluiten.
De een na de ander sluipt weer naar binnen.
Er is maar weinig tegen te beginnen.
Men vreest in dat uur
met grote vreze de natuur.
Eerst blijven velen hangen in de lokalen.
Men jaagt ons er uit in alle talen.
Eenmaal in de gang, begint weer het spel.
Vooral bij de wc treft men aan een heel stel.
Anderen staan als een zak tegen de muur.
Frisse lucht in Noordhorn is voor hen te duur.
Bovendien word je buiten veel eerder ziek.
Zorg dat je binnen blijft is de politiek.
Elke leraar in de gang roept: "Naar buiten gaan!
Lummel niet rond, ga hier vandaan".
Schoorvoetend trekken enkelen naar buiten,
Anderen staan onverschillig in de lucht te fluiten.
Na veel gedonder en geraas
blijft de leraar de baas
De geur van de koffie trekt hem aan.
Een paar treuzels laat hij maar staan.
Deze sluipen onvervaard in de klas,
alsof daarvoor geen verbod was.
Inmiddels zit het personeel klaar
om wat te praten met elkaar.
Op het plein ziet me enkele helden.
De meesten vindt men er zelden.
Zij bevolken lokalen en gangen,
dicht gedrukt tegen verwarmingsstangen.
Op de school is het spitsuur aangebroken.
Ook de leerlingen hebben de koffie geroken.
Men maakt een wandeling tussen twee buitendeuren.
en staat wat met voorbijgangers te zeuren
U ziet, men is de school nog lang niet zat
en beschouwt haar als het beste levenspad.
Ons Beekje, ons Beekje, ons Beekje op heel de mavo als er niemand zoals hij Ons Beekje, ons Beekje, ons Beekje, niemand zo'n baasje als hij is
Beek is meer dan hij lijkt of leek.
Het is een zwetser, dat is waar,
maar iedereen doet wel een raar.
Hij is een heel knap fietser
en een nog betere bietser.
Hij geniet graag van het leven,
maar houdt zelf niet zo van geven.
Gebak stelt hem op het gemak,
maar als hij dat spul zelf moet betalen,
loopt hij dagenlang stevig te balen.
Hij is tuk op een uitkering uit de personeelspot
en wordt daarom ook wel eens bespot.
Hij is  een goed onderwijzer
met de nadruk op onder. Niet op wijzer.
Hij is wat je noemt een aartsvader.
Is er iets smerig, hij is de dader.
Hij heeft zeer veel ondeugden,
maar spreekt zelf van deugden.
Nederlands is zijn zwakste vak.
Dat is voorwaar een ongemak,
toch heeft hij één deugd:
Hij is gek op de jeugd.
Hij laat zijn leerlingen graag dingen doen,
waarna zij zich voelen als een oen.
(Wijs: Altijd is kortjakje)
Altijd is ons Beekje kwiek
Want hij geeft de gymnastiek.
Kan straks ook geschiedenis geven.
Dan kunnen wij wel wat beleven,
want hij is een bolleboos,
Komt, lijkt het uit een oude doos.
Altijd is ons Beekje kwiek
midden in de week, maar zondags niet
Zondags gaat hij naar de kerk
met een boek vol orgelwerk
Altijd is ons Beekje kwiek,
maar 's zondags niet
Zondags moet hij orgelspelen
hoeft zich dan niet te vervelen
Altijd is ons Beekje kwiek
midden in de week, bij 't voetballen niet
want de man heeft geen conditie
krijgt dat ook niet op zijn fietsje.
't Ding dat staat te vaak op stal.
Foei, toch Beek het is te mal.
Zo vond hij indertijd
Het hoeper- de- poep- spel uit.
Goed opletten nu anders snap je ervan geen fluit
Het was een spel voor de eerste klas.
Die kinderen waren in hun sas.
Ze moesten naar elkaar gooien met een bal
en dan heel hard roepen, het is te mal:
HOEPERDEPOEP, zo hard als ze konden schreeuwen
Welnu, die brave eersteklassers verweerden zich als leeuwen.
Zij hadden een grenzeloos respect voor 't vakmanschap van Beek,
Zodat alles, wat hij hen opdroeg de gewoonste zaak toe leek
Elk kind dat de bal moest spelen, riep keihard: HOEPERDEPOEP
En Beek, wel, die zat sadistisch gnuivend op de stoep
en liep dan zich zo'n snuiter triomfantelijk vragend langs Beek
Dan zei die man: OVER! OMDAT HET NERGENS NAAR LEEK!
En weer schreeuwde die arme jongen zich de longen uit het lijf
en Beek zat natuurlijk op zijn bank van het lachen stijf.
(Wijs: Merck toch hoe sterk)
Merk toch hoe snel hij fietst langs 't kanaal.
's morgens al vroeg met een kromgetrokken rugje
Ziet hoe hij trapt in een statige tred
steunend en hijgend en poestend op zijn fietsje.
Elke morgen heel erg vroeg klimt hij op zijn fietsje.
Zie hem gaan langs de baan.
Zie hem trots rondkijken.
Zie hem gaan langs de baan.
Zou die man niet bezwijken.
Merk toch, hoe snel hij vingert op de toets
op d'orgelkruk met een kromgetrokken rugje
Speelt zonder noot alle wijsjes uit zijn kop.
Trappend en swingend en zwetend op zijn krukje
elke zondag heel erg vroeg.
Klimt hij op dat krukje
Elke zondag na de dienst
Springt hij van dat krukje
ook de pink mag meedoen
Zie hem trots rondkijken
Ook de pink mag meedoen.
Zie hem langs de toetsen strijken
Hebt u Ouwe Haan al gezien?
Hij is hier ook bij.
Hij zit al op de eerste rij.
Hij houdt niet van gepreek,
want hij komt van Sneek.
Soms praat hij wel eens Fries
en Vrolijk kijkt dan vies.
Samen gaan zij naar 't bestuur.
Soms kijken die dan wat zuur.
Zij kregen in het snotje,
het bestuur had nog wel een potje
Geef maar hier die oude kous, zeiden zij.
Jullie zijn wel eens zat van dat gebrei.
Jullie moeten niet van streek raken
Wij gaan dat geld eens lekker opmaken.
We zullen het geld nog eens steken
in het gebouw met al zijn gebreken
De pannen werden ontvouwd.
Er moest heel wat geld in worden gestouwd.
Bestuur, ik wil je geld hè, wat er geld mijn lieve man
Wil je dan een nieuwe kast, ja bestuur,ja
Een nieuw kast, dat vind ik zo, ik wil ook wel een video.
dat is mijn plezier met die kousenbreiers hier
Bestuur, ik wil je geld hè, wat er geld mijn lieve man
Wil je dan een computer hè, ja bestuur, ja
Een nieuwe computer vind ik fijn.
Ik wil ook graag een bank op het plein
Dat is mijn plezier met die kousenbreiers hier
Bestuur ik wil je geld hè, wat er geld mijn lieve man
Wil je dan een kopiëermachien, ja bestuur, ja
Een kopiëermachien, die wil ik wel
Ik wil ook graag een tafeltennisstel.
Dat is mijn plezier met die kousenbreiers hier
Bestuur ik wil je geld hè, wat er geld mijn lieve man
Je hebt al alles opgemaakt, nee ouwe Haan, nee
Het groeit ons niet meer op de rug
Het ging ons ook wel wat te vlug
Waar blijft ons plezier als kousenbreiers hier.
Trots als een prinsesje is
schrijdt zij door de school gewis
en het is heel vaak, dat zij in is voor
flink wat pret en jool.
Samen met Jans doet juf Bruens Frans
Dat doet zij graag bij een flinke bak
met koffie, ze is dan meer op haar gemak
Dus loopt het mannelijk personeel
(soms wordt het haar wel eens teveel)
met koffie naar haar lokaal
en dat drinkt ze allemaal.
Het is dus echt geen theetante
maar wel een bijdehante
Ze komt uit Haren
maar ze is geen halve gare.
Zij is wel een minivrouwtje.
Dus rijdt ze in een mini- autootje.
Laatst was ze ik weet niet hoelang getrouwd
en werd haar voor een dag de slee toevertrouwd.
Ze reed daarin vol trots naar de disco toe.
Alle leerlingen en het personeel zeiden: "Nou moe,
Een slee van hier tot gunder"
En Bruens die keek maar glunder,
paste niet eens in een normale parkeerstrook
Hoe kon ze in vredesnaam bij de versnellingspook
maar ja, wie in Haren woonachtig is,
behoort te rijden in een slee gewis.
(Wijs: 'k zag twee beren)
Bruens die mag graag hockeyspelen,
o het is bijzonder 't is bijzonder, heel bijzonder,
dat zij weer verliest die ponden.
Hihihi, hahaha.
Kom erbij en kijk er naar
(Wijs: De Marseille)
Kom jongens van de koude vlakte
We moeten maar weer eens naar Frans.
We houden niet van dat bekakte,
maar zonder Frans hebben wij geen kans.
Franse woordjes moeten wij leren:
le en la en conditonel
Nou, dan weet je, dan weet je het wel,
van de futur, de passé en subjonctif.
Je voelt je dan een hele pief
Kom jongens van de koude vlakte.
We moeten maar weer eens naar Frans
Momenteel zit Bruens , aan de bakvissen een ode
samen met juf Meijer in een giechelperiode.
In de pauze bij het koffiebakje
zitten zij te kletsen op hun gemakje.
Valt er dan een verkeerd woord,
Dan beginnen zij te giechelen ongehoord
dichten kan zij ook heel goed
Maar alleen als het van Jonge Haan moet.
Laatst wilde zij, het klinkt wat stug
de schooltrap af op deze man zijn rug.
Helaas voor hem ging dat niet door.
Zij schaamde zich daar toch teveel voor
maar wel had zij weer iets om te giechelen hoor
Bij kamp en disco doet zij zonder meer het vuile werk.
In opruimen en dweilen is ons Bruensje ijzersterk
Ze mag dan uit Haren komen
Het is geen luie en geen slome.
(Wijs: In 't groene dal in 't stille dal)
In 't groene land
In 't stille land
Waar paardenbloemen groeien
Daar krijgen wij les in 't noodlokaal
En ploet'ren en zweten wij allemaal.
Waar koeien grazen
en straaljagers razen
in 't noodlokaal
waar vogels tieren en boeren gieren in t noodlokaal
In 't groene land
in t stille land
Waar paardenbloemen groeien
Daar krijgen wij les in handenarbeid
Verdoen wij met zagen en knuts'len de tijd.
Waar Winter bemoedert.
De vlijt niet verloedert
Die meid
Waar Winter een pot bakt.
een leerling in t vel pakt
In 't groene land in 't stille land
Waar paardenbloemen groeien
Daar schrijf ik een opstel voor Jonge Haan
en wens ik 't ontleden naar de maan.
Waar bijwoorden in zijn
en palen te min zijn.
Bij Jonge Haan
Waar spreekbeurten klinken
De gier gaat stinken
bij Jonge Haan
In 't groene land, in 't stille land
Waar paardenbloemen groeien
Daar leren wij plaatsnamen van de kaart
't is Gelderloos die daar voor ons staat.
Waar Hekma lispelt
Een kattenstaart kwispelt
Bij geografie
Waar Gelderloos boos is
en Hekma weer loos is
bij geografie.
In 't groene land in 't stille land
Waar paardenbloemen groeien
Juf Boersma de radio zachter zet
En zegt: "We gaan tekenen, uit is de pret"
Waar Leo zijn brood eet; een ander wat snoep vreet
bij Boersma
Agneta een doel stelt
een leerling met straf kwelt
bij Boersma.
Jans geeft Frans
een les of tien
en is graag gezien
Bovendien kan zij kletsen.
Nee, wel uren zwetsen.
Zij is daarin een kampioen.
Niemand kan dat beter doen.
Ze speelt veel toneel,
misschien doet zij dat steeds
Wellicht bij de geboorte reeds
zij heeft een druk bestaan
is moeder en heeft een baan
en moet nog op een ladder klimmen
om man en vader te beminnen
Zij kan zich volledig geven
aan het openbare leven,
zit in het peuterschoolbestuur.
Vergadert uur na uur.
Ze heeft een economisch tikje mee
En is daar mee best tevree
is zelden kwaad
Alleen als het ergens om gaat,
waar zij omrecht ziet geschieden
kan de dader beter vlieden.
Als zij in de vensterbank gaat staan
lijkt ze ons leerlingen verdwaasd aan.
Ze zit dan niet op rozen
en gaat weer heftig blozen,
zodat bij ons het vermoeden rees:
Onze Franse juf heeft wat hoogtevrees
(Wijs: Vader Jakob)
Betty Jansen, kale Fransman
Klets je nog
Klets je nog
Hoor die waterval
Hoor die waterval eens
Klits, klats, klets
Betty Jansen
Kale Fransman
Speelt toneel
Heel erg veel
of doet zij dat altijd
Klits, klats, klets
(Wijs: Ik ben geboren)
Zij werd geboren in Frieseland, Frieseland, Frieseland
Zij werd geboren in Frieseland, en daarom is ze hier
Zij zoekt een beter huisje in de buurt
Zij zoekt een beter huisje in de buurt
Maar die dingen zijn te duur
Zij leert ons heel charmant dat Frans, charmant dat Frans en daarom is ze hier
Zij heeft twee zonen Remco en Martijn
Zij heeft twee zonen Remco en Martijn
En dat vindt haar Klaasje fijn.
REMCO
MARTIJN
En dan de langste van het personeel.
Hij weet van politie heel erg veel.
Hij heeft ze altijd op zijn dak,
gedraagt zich dan als onnozele zak.
Hij kan urenlang verhalen gaan vertellen,
hoe hij met zijn oude auto's de sterke arm ging kwellen,
hoe hij al remmend een agent van de sokken reed,
in zijn zeer oude auto een dubbele bodem reed.
Zijn stem klinkt als een bariton,
als hij gaat zingen lig je krom.
Als hij eenmaal op toeren is gekomen.
schudt hij van zich af dat slome.
Hij staat te swingen op zijn lange benen.
Springt op en neer van hak op tenen
en stoot die guit de diepste klanken uit.
Zijn stem vult gans het overblijflokaal.
Zelfs Vlijm vergeet te eten bij dat kabaal.
Postma, Postma, wat een lange man ben jij
Postma, Postma, nog wat langer en dan kan die Ans er niet meer bij.
Postma, Postma nog steeds langer en we gaan nog even door.
Voor de les liggen de leerlingen al te balen
van deze man zijn sterke verhalen
Is hij kwaad dan spreekt hij luguber
over een leerling in de trant van super puber
Hij koestert twee dingen aan zijn brave borst
zijn gitaar en Ans de rest is hem worst
(Wijs: Van Lauwerszee tot Noordhorn toe)
Van Lauerszee tot Noordhorn toe
van Drente tot aan 't wad
Stapt Postma op zijn stelten rond
met in zijn broek geen kont.
Geeft wiskunde en biologie.
Cijfert van negen tot een drie.
Is in de weer met al wat leeft
en wat veel lengte heeft
Van Lauwerszee tot Dollard toe
Van Drente tot aan 't wad
sjeest Postma in zijn auto rond
Hij vindt dat heel gezond.
Hij peddelt in zijn kano heen,
met overal een heel lang been
Hij weet wat van het leven af daar sta je wel van paf
Hij vertelt ons allerlei
over de bloeimaand mei,
over vogels, over vissen,
hoe een mier moet pissen.
Hoe een worm een worm ontmoet.
Hoe een mol het onder doet.
Hoe een geit en een ram.
Maken samen een klein lam.
Hoe een vlinder knipoogt.
Hoe een vis haar schubben droogt.
Hoe een koe vangt een haas.
Hoe een visser een dikke baars
Hij vertelt over artisjokken.
Heeft het over eierstokken
Zelf eet hij volkorenbrood,
daarom is hij ook zo groot
Nee, het blijkt niet onbesproken,
dat hij steeds als Arnold wordt aangesproken.
(Wijs: Am Brunnen vor dem Tore)
Daar buiten voor de deur staat die Krijno heel er vroeg.
Hij is hier al gekomen, voordat de klok acht sloeg.
Hij staat hier nu te wachten, totdat het belletje gaat.
Die Krijno zal wel denken, beter te vroeg dan te laat,
beter te vroeg dan te laat.
Hij heeft vandaag een proefwerk van Ouwe Haan die beul.
Een hele vracht geschiedenis, maar Krijno weet heel veul
Hij heeft lang zitten leren de feiten uit zijn kop.
Die Krijno zal wel denken een één dat is ook een strop
een één dat is ook een strop.
Als Krijno laat weer thuis komt is alles achter de rug
Hij drinkt een kopje thee nog en pakt zijn boeken vlug
Hij zit weer te studeren, heeft nog veel huiswerk op.
Die Krijno zal wel denken, nog even dan zit het er op.
nog even dan zit het er op.
Hoe lang nog moet ie leren, geen mens. die dat nu weet.
Het duurt nog heel veel jaren; hij is nog niet aan de meet
Er komt nog wel een havo en nog wel scholen meer
Die Krijno zal wel denken, ik zie met een paar jaar wel weer,
ik zie met een paar jaar wel weer.

(Wijs: Kanon: Ontwaak)
Ontwaak het geluid van de bel, de les is voorbij, dus ook dit gekwel.
Als hij geeft, gaapt ie
Als hij voetbalt, scoort ie
Als hij volleybalt smasht
Als hij meisjes ziet, kliert ie
Als hij trimt, sjouwt ie
Als hij hobbiet, tekent ie
In zijn lokaal is nooit kabaal
maar barst het van de papieren en boeken
op zijn bureau en in alle hoeken
en als hij wat weinigs hoort,
komt het in de schoolkrant woord voor woord.
(Wijs: Vader Jakob)
Vader Jan Thijs, vader Jan Thijs
gaapt ie nog, gaapt ie nog.
Zelfs als klokken luiden,
zelfs als klokken luiden,
gaapt hij nog.
Als het zont, tuiniert ie
Als het veel zont, zwemt ie
Als hij werkt gaapt ie.
Kraaien kan hij niet De Haan,
want als hij wil kraaien gaan
staat ie alweer te gapen.
Zou die man ooit wel eens slapen
(Wijs: Ben je nou eens stil of niet)
Ben je nou eens stil of niet.
Ben je nou eens stil of niet
Doe wat zachter toe, want ik ben al zo moe.
Ben je nou eens stil of niet.
Als je wordt uitgestuurd,
blijf dan maar eens uit de buurt.
Je moet dan naar Ouwe Haan
Dan is het met je gedaan,
ben je nou eens stil of niet.
Of een goede portie straf
Jongens, dat is toch niet ma.f
Hoofdstuk een en twee
ja, dat valt niet mee.
Ben je nou eens stil of niet,
ben je nou eens stil of niet.
Ben je nou eens stil of niet,
doe wat zachter toe,
want ik ben al zo moe.
Ben je nou eens stil of niet
Ook wordt er veel geluld.
Dat werkt op 's leraars geduld
Er wordt veel gepraat,
slecht is het resultaat
Ben je nou eens stil of niet.
Wij doen nu toch voortaan
wel wat kalmer aan
en we hopen dat ze lang
voor de klas mogen staan.
Ben je nou eens stil of niet.
Diepstra brengt altijd koffie
Naar het hele leraarkloffie
Hij sjouwt wat af die man
Gelukkig, dat hij dat kan
Diepstra weet hoe alles moet.
Heeft hij niet het personeel opgevoed
Hij maakt alle vuil weer weg
en sjouwt de zakken naar de weg
De grootste laat hij echter staan.
Hij is met hun lot begaan
Deze heren
kunnen dus nog als leraar opereren
Hij maakt recht wat krom is.
Hij maakt schoon wat vuil is.
Hij maakt glad wat bult is
De man heeft het altijd druk.
En werkt zich haast een ongeluk.
(Wijs: Mamma 'k wil een man hè)
Diepstra k moet een doek hè.
Wat voor doek mijn lieve kind,
moet je soms een theedoek hè,
nee, leerling, nee
een theedoek nee,
die krijg je niet,
daaraan geef ik mijn wasgoed niet.
Waar blijft mijn plezier
met die vieze doeken hier.
Diepstra k moet een afdruk hè,
Wat voor afdruk lieve kind
Moet je soms een kopie hè,
Ja, Diepstra, ja
Wel ik zet het machientje aan
Dan is het heus zo gedaan
Dat is mijn plezier met die kopiemachine hier
Diepstra ik wil koffie hè
Wat voor koffie lieve kind
Wou je soms een kopje vol
Nee, leerling. nee
Een kop koffie krijg je niet.
Dat is voor leraars, zoals je ziet
Het is een gemier met dat koffiedrinken hier
Als Diepstra heel geheimzinnig
zegt: "Haan, kom es even".
Dan begint die man al weer te beven,
wat heeft ie nou dan weer gedaan.
"Haan, die VUT is niks gedaan
Ik als oudste van het personeel
't hangt mij nog niet uit de keel.
De vrouw kan op haar knechtje wachten gaan
zonder Diepstra is het schooltje niks gedaan.
(Wijs: Knaapje zag een roosje staan)
Ursla sah ein schülchen stehn,
midden in der Weide
dachte sie das ist ja schön
rasch ist sie dahin gegehen
um dort Deutsch zu geben.
Ursla, Ursla, Urslala
mitten in der weide
Ursla sah das schülchen stehen
mitten in der weide.
Jeder woche geht sie hin
und steckt dort mittendrin
und gibt denn ihr Deutsch.
Ursla, Ursla, Urslala mitten in der weide
Ursla ist sehr kordaat
mitten in der weide
Krank, schwach, übel ist sie nicht
sondern ein herzenbinder
für uns dumme Kinder.
Ursla, Ursla, Urulala
mitten in der weide
Die Ursala das ist ja was
Sie ist hier auch noch pas
Sie gubt Deutsch an klas vier
und das geht ohne unser gemier.
Sie weisz davon eim ganzes haufen
und halt uns Kinder af den Laufen.
Sie kletscht ein Deutsch,
mensch, mensch,
das ist ja jeder Wunsch
Zie gibt das auch dort boven.
Man kann sie nie ein Koolchen stoven.
Die Ulrumi die weissen es genau.
Sie ist keine bla- bla Frau.
Sie färt auf einem alten Rad,
kommt auf uns mit grossen Fahrt.
Sie hat auch einer grosen Wagen
und kommt auch damit mal heranjagen.
Sie färt die Kinder zum Examen
und gut, das können wir beahmen.
(Wijs: Daar was laatst een meisje loos)
Daar was laatste een leerling loos
die wou gaan spijb'len,
die wou spijb'len,
was hij dan zo'n bolleboos
dat kun je denken.
Da's niet in de roos
Hij moest brengen een briefje van thuis
van vader of moeder,
van vader of moeder,
omdat het zaakje was niet pluis,
moest hij dat zelf doen,
moest hij dat zelf doen.
Hij schreef een briefje, keurig en net
gaf het aan Diepstra,
gaf het aan Diepstra.
Op het handschrift werd goed opgelet.
Toen kwam de argwaan,
't leek opgezet
Wie schreef dat briefje, jij of je moe
na heel vragen,
na heel veelvragen,
Wie schreef dat briefje
jij of je moe.
Na heel vragen,
gaf hij het toe.
Daar was laatst een leerling loos
kon nooit meer spijb'len,
kon nooit meer spijb'len.
Daar was laatst een leerling loos
kon niet meer spijb'len
voor een hele poos.
Juf Meijer is een echte lady
Ze heeft de balen van komedie
Al doen wij vaak stoer
Zij vindt dat maar geouwehoer.
Als wij komen te laat
dan weten wij ons geen raad.
Dan is de maat vol
en is het uit met de lol.
Dan mogen wij maar hopen,
dat we niet tegen strafwerk oplopen.
Tenslotte is de les voorbij
en hebben we hopen huiswerk erbij.
Ze geeft ons bengels
nu al jaren Engels.
Ze zit graag te lezen in een boek
en brengt daarmee uren zoek.
Discussiëren
dat moet zij nog leren.
Als ze goed bezig is,
raakt gewis
de vlam in de pan
en dan is de boot an.
Graag mag zij mini- autorijden gaan
en komt dan uit het Drentse land vandaan.
Zij woont daar in de eenzaamheid
en studeert voor boerenmeid

(Wijs: Faria, faria)
Vrolijk is het boerenleven, faria
Mooi de stulp, waarin zij leven, faria
Hallef Drente is hun land
Ja, zij zijn nu uit de brand
Faria, faria, faria, faria, faria
Autrorijden is haar leven, faria.
Moet dan voor de politie beven, faris
Ze geeft ook nog wat Engels ook.
Raakt heel zelden van de kook
Faria, faria, faria. faria , faria
De Bokma staat bij haar steeds koud
Voor ieder die van 't drankje houdt
Maar onder de les
werkt ze liever met de zuigfles.
Wie bij haar onder de tafel wil telefoneren
en naar de warmte van de Bokma wil informeren
krijgt daad'lijk lik op stuk,
en werkt zich weer een ongeluk
Als je een Engels opstel moet gaan schrijven
Dan kan je twee lange lessen blijven.
The films I saw, the dream I dreamt
en daar schrijven we, door niets geremd
Dan men maakt tussen juffen onderscheid
toen Bruentje op een morgen vijf keer koffie werd gebracht
Protesteerde zij luidkeels, wat niemand had gedacht,
prompt werd een goodwill- actie ondernomen.
Juf Meijer zag de een na d'ander nu met frisdrank komen.
Zij dacht: Ben ik dan zo populair
en kreeg me toen daar toch een air.
Sprak toen: "Straks ga ik handtekeningen uitdelen",
maar haar leerlingen gingen liever buiten spelen.
Haar mini is een aanhoudende zorg voor ’t Meijer- nest.
De sterke arm heeft menigmaal 't plezier
Juf Meijer werd door hen keurig thuisgebracht.
Weer Mini- mis sprak daar Graaf Meijer zacht
(Wijs: De paden op de lanen in)
De paden op de lanen in Juf Meijer die geeft gas
Haar auto is een wrak, het is een ongemak,
Juf Meijer heeft hem pas
Ze rijdt daarmee naar Drente en Noordhorn toe en ook nog
weer naar Hans.
Maar twee keer hield de wet haar aan
Kon toen wel twee keer lopen, lopen gaan
Toch rijdt zij door, ja door
toch rijdt zij door, ja door
tot er niets van over is.
(Wijs: (?))
Wie danst het best op onze disco's,
dat is toch zeker die Agnieta
Wie is het mooiste stuk op onze mavo?
dat is toch zeker die Agnieta.
Zij draagt de exclusiefste kleren.
Probeert ons tekenen te leren
Wie rijdt er in een veel te grote auto.
Dat is toch zeker die Agnieta
Wie draagt de allerhoogste hakken?
Dat is toch zeker die Agnieta
op geen vergadering is zij afwezig.
Als je haar ziet is ze altijd bezig.
Wie werkt er altijd met een lesdoel.
Dat is toch zeker die Agnieta.
Wie lijkt zo vurig, maar is toch zo koel
Zij is een echte feministe.
Kan heel goed met de mannen twisten.
Wie danst het best op onze disco's?
Dat is toch zeker die Agnieta
Wie is het mooiste stuk op onze disco's
Dat is toch zeker die Agnieta.
Juf Boersma is een echte duizendpoot
Heeft een verveling wel eens een broertje dood,
weet nooit wat ze morgen eens gaat uitstukken
Maar het zijn nooit dertien ambachten, twaalf ongelukken.
Ze heeft nu het artistieke leven vaarwel gezegd.
Men hoopt nu dat ze met economie meer eer omlegt.
Als ze vrijt, dan typt ze erbij.
Als ze werkt, dan typt ze erbij.
Als eet, dan typt ze ook
Als ze hobbiet, dan typt ze weer.
Als ze discussiëert dan typt ze,
Als ze slaapt, dan typt ze.
Ja, het is niet te geloven
ze zit altijd te typen boven.
Ze is daar in een slome
Er is nog nooit iets afgekomen.
Haar wieg stond in de verre tropen.
Daar wil ze nog wel weer eens rondlopen.
(Wijs: Soerabaja)
Soerabaja, Soerabaja
Daar waar eens toch haar wieg heeft gestaan
Oh Agnieta , oh Agnieta
Mijn gedachten zijn altijd bij jou.
Nooit zal ik jou weer vergeten
Steeds gaan mijn gedachten naar jou uit,
zie ik jou staan zitten of gaan.
Dan zie ik een guit


(Wijs: Daar was laatst een meisje loos)
Wij hebben ook een Gelderloos
Die houdt van varen, die houdt van varen
Wij hebben haar nog niet zo’n poos.
Zij houdt van varen en zeilen altoos
Zij heeft haar eigen jacht gebouwd
in de vakanties, in de vakanties.
Heeft daarvoor heel veel werk verstouwd
in de vakanties, is dat niet loos
Nu is dat ding helaas steeds weer lek.
Dat wordt dus hozen, dat wordt dus hozen
Nu is dat ding helaas steeds weer lek.
Dat wordt dus hozen, het is toch te gek
Zij stopte haar vinger in het lek.
Kon zo niet roeien, kon zo niet roeien.
Zij stopte haar vinger in het lek,
kon zo niet roeien, ook dat is te gek.
De zeilboot stopte zij toen in een fles
heel ongevaarlijk, heel ongevaarlijk
De zeilboot stopte zij toe in een fles
heel ongevaarlijk, staat ie nu op 't bordes
Aardrijkskunde leert zij ons allemaal
over industrie en granen
over steden en kranen
over passen en wegen
over droogte en regen
Zuidpool en evenaar
Ze is er nooit mee klaar
rivieren en meren
Noordpool en ijsberen.
statistieken en grafieken.
Geboorteoverschotten,
milieu dat we doen verrotten.
Zij laat zich niet bedotten.
Nee, het zijn geen nuffen,
die twee aardrijkskundejuffen.
Op onze school zijn ze nog pas,
maar ze wennen alras.
Ook juf Hekma is er een.
Zij smasht nog op één been.
Volleyballen dat zij kan.
Daar wordt je niet goed van.
Zij kan de ballen slaan,
haast even goed als Jonge Haan.
Ze fluit nog mooier dan die Sternberg.
Zonder dat commercie, maar dat is niet erg.
Van hoog tot laag, van hard tot zoet
Zij doet de klassen B,
Zij kan dat heel erg goed
En die zijn met haar tevree
(Wijs: Dar wordt aan de deur geklopt)
Wilma heeft een eend gekocht, eend gekocht, een eend gekocht
Wilma heeft een eend gekocht die er mag zijn.
Daar tuft zij nu in rond, nu in rond, nu in rond
Daar tuft zij nu in rond van stad naar hier
Pino is zo wijs als wat, wijs al wat, wijs als wat.
Ze rijdt nu als een koningin in dat geval.
We hebben ook een Tijdeman
en die kan er ook wat van,
als ze geen les geeft zit ze in een kamp.
Met kinderen omgaan is voor haar geen ramp.
Zelfs in de vakantie kan ze het niet laten.
Daarom hielden we haar op school in de gaten.
Toen er iemand voor scheikunde moest worden benoemd,
werd als eerste haar naam genoemd.
In deze luchtvervuilde tijden
is een scheikundige te benijden.
Hij weet van alle stoffen wat.
Welk closetpapier goed is voor je gat.
Zij werkt met buisjes en met branders
Zij mengt en brouwt en doet niet anders.
Voor fosfor is zij helemaal niet bang.
Met ijzeren vuist houdt zij het in de tang.
Zij heeft een hoofd vol moleculen en atomen
Je ziet de formules boven haar hoofd uitkomen
Ze mag graag naar sesamstraat kijken,
omdat ze steeds meer op Pino gaat lijken.
Dat is dus Pino, niet de pineut
Die Tijdeman houdt wel van leut
(Wijs: Zie ginds komt de stoomboot)
Zie ginds komt zijn opel uit Zuidhorn al aan
Zijn trots is zijn opel,
hij slaat direct aan
Het is wel de beste, alles zit er aan.
Zie hem langs de wegen met zijn opeltje gaan
Zijn renault noest hij wegdoen, die was veel te klein
Hij raakt zo in goeden doen;
vindt dat opeltje fijn
Dit staat toch veel beter, veel sjieker ook nog
Dat oude renaultje, dat was ook te log.
In zijn hele levenswandel geeft Vrolijk Duits en handel
Dat is hem allemaal om het even.
Deze bebaarde rekel heeft aan vergaderen een hekel
Hij is nu zeer druk met papieren,
die hij krijgt van ministerieklieren
Hij moet dan van alles in  gaan vullen
En vindt dat werk om van te smullen
Hij wil niet graag een snertvent heten,
maar vindt dat spul om op te vreten
Hij is al jaren onze schooldekaan
Hij weet echt alles van een baan.
Boekbinden is zijn specialiteit,
ook metselt hij in zijn vrije tijd.
Een oude boom komt hij zo bij u weghakken,
om later bek af aan de open haard onderuit te zakken.
(Wijs: Toen onze mop)
Nu onze Bart dekaantje is
Is het aardig om te zien,
hoe wij onnozele blagen
hem geven werk voor tien.
Beroepje dit, beroepje dat,
welk schooltje moet het zijn
't Is Vrolijk die dat zoeken moet
en hij doet dat heel erg goed.
Nu onze Bartje dekaantje is
Is het aardig om te zien,
dat zij in later dagen
zeggen Bartje was toch kien.
Die beroep is goed, dit beroep is goed.
Hij had het goed gezien
Vrolijk wist, waar hij het zoeken moest.
Hij krijgt van ons een tien
Wij hebben in ons hanenhok
Maar één haan met een stok
Die zit wel aan een bezem dan
en daar veegt die dan die man.
Elke dag sjeest hij van de stad
in zijn auto op zijn luie gat.
Maar is het weer erg goed
kan 't zijn dat ie 't op 't fietsje doet.
Een keer liep hij zelfs dat eind
en bleef toch overeind
Hij helpt Diepstra waar hij kan
en doet fluitend, deze man;
Stoffen, zuigen, zemen, dweilen
Zie hem door de gangen zeilen,
schrobben, boenen, vegen.
Hij moet zich veel bewegen.
Steeds is deze man paraat.
Vandaar dat het best goed gaat.
De man is erg bekwaam,
maar draagt een verkeerde naam
Ook hij heet al De Haan
en wat is daar nou aan.
(Wijs: Piet Hein)
Heb je van de  Haan wel eens gehoord
De man houdt onze school schoon
hij doet dat goed, zoals het behoort
en hij doet dat heel gewoon.
De Haan. De Haan,
dat is een hele kraan
zijnen daden benne groot
Zijn daden benne groot
Hij krijgt een standbeeld, deze man
Hij krijgt een standbeeld, deze man.
Juf Winter is een doorgewinterde dame
Dat kan iedereen beamen
Zij geeft handenarbeid
en doet dat met noeste vlijt:
Zagen, hameren, boren,
je kunt er soms niks van horen.
Tekenen, ontwerpen, plakken,
je kunt nooit eens onderuitzakken
Werken is het bij haar geblazen
en geen gekoekeloer door de glazen.
Boetseren, solderen,
juf Winter kan je dat allemaal leren.
Ook maken wij daar keramiek.
Je werkt je daar krom en briek.
Het is gezellig in haar lokaal
zonder veel kabaal
(Wijs: Die winter is vergangen)
Die Winter maakt haar potjes op een draaischijf, groot en klein
Zij leert ons ook solderen, dat vinden wij erg fijn.
Wij zitten daar te schaven, te schaven en zo veel meer
Geen tijd om rond te draven, zo gaat dat elke keer.
Wij jongens van de vlakte, wij voelen ons weer klein
Juf Winter is onverschrokken, dresseert ons kleuters fijn
Wij moeten daar opruimen, vegen en nog veel meer
Dat is goed voor ons blagen, zo worden wij een heer
En als wij later groot zijn, dan kunnen wij al veel
Wat klusjes voor het vrouwtje, 't hangt ons niet uit de keel
Wij danken dat die Winter, zij leert ons hoe het moet
En moeders is tevreden, over wat het mannetje doet.
We hebben ook een Alie Sikkens,
die zit altijd boven te tikken.
Zij tikt daar heel wat af
voor haar is dat geen straf.
Ze komt uit Grijpskerk aangereden op de fiets.
Alleen des vrijdags komt er niets
(Wijs: Drie kleine kleutertjes)
Ons Alidaatje komt hier op de fiets,
komt hier op de fiets.
Als het niet te hard waait
komt zij op de fiets
van januari tot eind december
Ons Alidaatje die typt hier heel wat af
die typt hier heel wat af.
Altijd heeft zij het druk op die typemachien
Van januari tot eind december
Ook doet zij de telefoon
met een stem heel schoon,
met een stem heel schoon.
Dat doet zij elke dag
met een stem heel schoon
van januari tot eind december
Ze houdt absenten bij en dat doet ze blij,
en dat doet ze blij,
vier morgens doet ze dat
van januari tot eind december
En elke examending, dat behandelt zij,
dat behandelt zij
en dat is heel veel werk,
en ingewikkeld ook
van januari tot eind december
(Wijs: Allen die willen naar Island)
Allen die willen naar Noordhorn varen, moeten mannen met baarden zijn
Vrolijk, Marc en weet ik veel, die hebben baarden, die hebben baarden Vrolijk, Marc en weet ik veel nog die baarden, maar Beek niet veel
(Wijs: 't Zonnetje gaat van ons scheiden)
Markje heeft zich geschoren
is zijn baardje kwijt.
Veel schoonheid ging verloren,
wellicht dat 't beter vrijt
Markje moet zich nu scheren
elke dag vroeger uit bed.
Dat moet hij nu weer leren.
Zo vroeg uit 't warme bed
Markje heeft zich geschoren
is nu zijn baardje kwijt.
Veel schoonheid ging er verloren,
wellicht dat 't beter vrijt.

(Wijs: In Holland staat een huis)
Van Dijk geeft ons muziek,
Van Dijk heeft ons muziek,
Van Dijk geeft ons muziek, ja, ja,
van je singele, singele hopsasa
Van Dijk toetert erop los
en wij, wij zijn de klos.
Van Dijk die heeft een snor,
Van Dijk die heeft een snor
Daar komen al die noten uit
van je singele, singele hopsasa
Hij had ook nog een baard,
maar die was helaas niks waard
Hij heeft ook nog een fluit.
Daar haalt hij tonen uit.
Hoe krijgt hij dat toch voor elkaar?
Van je singele, singele, hopsasa
Hij is een groot genie,
dat niemand, dat nou ziet.
Dan hebben wij nog juf de Wilde
Zij was eens bodybuilder
Zij geeft de Duitse lessen in drie en twee
en pikte ook dat kleine schooltje in Buitenpost mee
Je kunt haar vaak zien draven naar de trein
en dat vindt Jan Willem Monster nou zo fijn.
Hij kan zijn lieve juf een liftje geven
en daar zit dat mensje dan te beven.
Die Monster begint een race met de klok.
Hij rijdt haast ieder van zijn sok.
Zie daar ginder komt de trein Monster zal daar eerder zijn.
Juf de Wilde is er zat van.
Het is geen zitten bij die man.
Het wiel dat wiebelt je onder 't gat.
Nee, een auto dat is pas wat.
(Wijs: Mamma 'k wil een man hè)
Anky wil  een auto hè,
Wat voor auto wil zij hè.
Als het maar een auto is,
een mooie eend
Dan kan zij naar school toe gaan
Het geeft haar plezier
Met zo'n ding van stad naar hier.
(Wijs: Zuiderballade)
Wat u ziet dat zijn de jochies van de mavo uit Noordhorn
Ja, wij zijn die kleine jochies,
die je op de fiets ziet snor'n.
Daar is de mavo, daar is 't gebouwtje,
waar je altijd leren moet van vroeg tot laat.
En als je klaar bent
ga je weer naar moe toe
met heel veel huiswerk op en een duffe kop.
En van al dat geleer staat je kop gauw verkeerd;
't leren hangt je meters uit de keel,
maar 't is voor later, voor als je groot bent
voor als je werken moet voor vrouw en kind.
En van dat al dat geleer staat je kop gauw verkeerd;
't leren hangt je meters uit de keel,
maar 't is voor later, voor als je groot bent
voor als je werken moet voor vrouw en kind.
Dit was dan het eind van ons verhaal.
Soms was het wel een groot kabaal.
Misschien denkt Ouwe Haan:
"Wie hebben dit gedaan"?
De Wilde wenst het misschien graag stil.
Vrolijk weet niet wat hij wil:
Pils of boerenkool.
Vlijm denkt na al dit gesnerp
heel scherp
aan plus en min pool.
Jonge Haan
kijkt geen leerling meer aan.
Juf Meijer
vond dit maar een dom gemeijer.
Mogelijk denkt Ouwe Haan:
"Zo, nu kan ik gauw naar Lies toe gaan".
Postma mokt: "Ik zing toch veel beter zeg,
Wat hebben al die mensen toch een pech.
Ik begrijp niets van die Haan
Ik had hier met mijn gitaar moeten staan".
Juf Jansen
kan weer met haar Klaas gaan sjansen,
Juf Bruens doet haar hockeytraining.
en tenslotte vraag je onze mening:
Asjeblieft geen gepreek
weer over die Beek
Zit ons daar niet mee te vervelen,
laat die man maar piano spelen.
En zie Diepstra en De Haan denken:
"Hoe komen wij hier snel vandaan".
Misschien zitten zij nu al te pruimen:
"Moeten wij hier nu ook gaan opruimen".
De Heer Brinksma is vast van de wijs,
misschien is bij hem de vraag gerezen,
moest ik vanavond hier wezen?
'k Leer een jaar of vier wiedewiedewiet, dat is wel even
'k Richt mijn wereld in wiedewiedewiet naar 's leraars zin
Hai mavo- leerling, tolerie talera tolehapsasa
Ik heb het naar mijn zin. Ik heb het naar mijn zin
Ik ga naar school temidden van de wei
Mijn huiswerkboekje vol, en ben gewoon maar heel graag vrij.
Ik ga naar school, waar ik zoveel dingen leer.
Mijn tas die staat dan bol,
maar toch kom ik daar telkens weer.
Hai mavo- leerling, zing mij dat nu maar na
Ik werk me blauw temidden van de wei,
mijn kop met woorden vol.
Maar ben je toch maar het liefste vrij.
Ik ga naar school, waar ik soms toch zo van baal.
Dat weet u allemaal, wij hebben toch zo'n pest aan taal.
Hai mavo-  leerling, tolerie tolera toloehopsasa
Hai mavo- leerling. Ik heb het naar mijn zin.
TABÉ DIE MAVO...................TABÉ DIE MAVO...................
NOORDHORN


Lauwers college Grijpskerk
Revue
Ha, die mavo!!


PROLOOG
(Klas met leraar Nederlands die zelf nog op de gang is)
(Leraar)
Jongens naar binnen, de tweede bel is allang gegaan.
Je hoort nu in de klas te zijn.
(komt binnen met een paar leerlingen, die gaan zitten. Men kletst nog wat)
(leraar)
Jongens, ik wil beginnen. Graag stilte.
(even wachten tot het stil is)
Ben je nu klaar?
(tegen nog pratende leerling)
GELUK
Je noemt het vriendschap
maar zijn er woorden voor?
het gewoonste
het meest
verwonderlijke
mens zijn voor een mens
je huivert van geluk

OP ZIJN BEST
Elkaar niet sparen
zeggen wat er
gezegd moet worden
niet veroordelend
niet superieur
maar bescheiden
in verbondenheid
elkaar niet sparen
wat je ook zou winnen
meer zou je verliezen
ga in op elkaar
doe elkaar recht
je vriend
is je vriend
op zijn best
moet hij zijn
(leraar)
Lieve kinderen, Trudy en Josca, we gaan beginnen met de les. 
Boek en schrift hoef je niet te pakken
(deelt blaadjes uit)
(leerlingen)
Meneer, wat gaan we dan doen?

(leraar)
We gaan deze les een opstel schrijven over het schoolleven.
Je mag schrijven over het schoolleven in het algemeen.
Het mag gaan over de klas, maar ook over een leraar.
Heb je eenmaal een onderwerp gekozen, dan moet je je daar aan houden en niet over iets anders beginnen.
(leerling)
Meneer, is het voor een cijfer?
(leraar)
Ja, ik let overal op.
Op taalfouten.
Gebruik je alinea's ?
Schrijf je over een onderwerp?
Zorg je voor een goede inleiding?
Is er een duidelijk middenstuk en heb je een goede afsluiting, zodat het verhaal af is?
(Trinh; komt binnen en zegt niets, maar wacht af)
(leraar)
Dag meneer Trinh.
Oh ja.
Het absentenbriefje.
Jongens wie zijn er vandaag niet?
(Trudy en Josca: tegelijk)
Kees is er niet.
(leraar: al schrijvend op een geel briefje)
2 b/c.
Kees.
Alstublieft.
(geeft het briefje aan Trinh; deze gaat af)
Waar zijn we gebleven? 
O ja, het opstel. 
Wie heeft een vraag?
(leerling)
Meneer, moet het allemaal echt gebeurd zijn of mag je ook je fantasie gebruiken
(leraar)
Dat mag je helemaal zelf weten.
Er komt wel een extra moeilijkheid bij.
Alles wat je schrijft moet rijmen.
Als het helemaal lukt, krijg je er twee punten bij.
(leerling)
Maar meneer, dat is toch veel te moeilijk.
Dat lukt toch niet.
(leraar)
Jawel hoor, jullie zijn zulke rare Sinterklazen.
Ik weet zeker, dat het lukt.
OK, je kunt beginnen. 
The best of Dutch. 
(geluid van een kraaiende haan)

(wijs: Piet Hein)
Heb je wel gehoord van de dakpanschool aan de Wiersmalaan?
Je leert er erg veel en hebt er ook jool.
Ze maken je hier kordaat.
Dit is klas drie,
Die u hier voor u ziet.
Onze daden benne groot,
Onze daden benne groot.
Dit is klas drie van de dakpanschool.
Je leert er veel, erg veel en je hebt er jool.
Het schooltje aan de Wiersmalaan is klein, maar wel paraat.
Elke dag door weer en wind
trekken wij vaak zeer gezwind
naar dat schooltje toe
en 's middags gaan wij moe
met een tas vol ellende
en een gevulde agenda
naar huis toe.
(samen)
Wij werpen ons hier voor de leeuwen,
omdat we zo goed kunnen schreeuwen.
Wij hebben op school de grootste mond,
want huilende baby's zijn immers gezond.
Zelden dragen wij de mond vol tanden,
moeten we zwijgen, dan gebruiken we de handen.

U die ons zit aan te kijken,
zal wel spoedig blijken,
dat hier volgen de notulen van onze dakpanschool,
waar niet pret en jool,
maar leren het parool is,
want zeker en gewis.
je leert er erg veel
met en zonder gekrakeel,
wis- en natuurkunde
met veel rekenkunde
en dan al die talen.
Je krijgt ervan de balen.
Proefwerken en testen
om ons flink te pesten.
Spieken hoort niet zo.
Je krijgt niets cadeau.
(wijs: Waar de blanke top der duinen)
Waar de blanke hand des leraars dreigend ons beduiden moet,
dat je onder 't proefwerk niet fluistert en dus ook niet spieken moet.
Daar heb je kans, dat je een paaltje krijgt,
waarvoor men dan een 1 bij cijfers schrijft.
Spiek dus niet gij leerling daar.
Wees dan met een zesje klaar.
Als je thuis komt met die cijfers met veel enen voor een vak.
Weet je dat, dat is geen grapje, noemt je pa je thuis een zak.
Daar heb je kans, dat je geen zakgeld krijgt,
waardoor je dan in 't weekend zonder blijft.
Ga dus maar vlijtig aan het werk.
Ga dus maar vlijtig aan het werk.
(scene 1)
(leraar)
Ja jongens, nu zitten jullie hier al meer dan 5 minuten in het lokaal en nog
zijn die petten niet af.
Hup, weg ermee.
Ik draag toch ook geen hoed in de
klas?
(zetten pet af, behalve1)
En jou zie ik nog steeds kauwen. Waar kauw
je op?
(leerling)
Kauwgum meneer.
(leraar)
In de prullenbak ermee.
Straks plak je het onder de tafel vast.
Wat heb jij daar op de tafel?
(leerling)
Dat is mijn cola meneer.
Dat heb ik in de pauze niet opgekregen.
(leraar)
Nou, nou, snel weg ermee.
Zeg zit jij daar nu nog een boterham weg te werken?
(leerling)
Ja, meneer, ik heb ook geen tijd gehad in de pauze.
(leraar)
En wat dacht je, wat we nu zouden kunnen gaan doen?
Een pettenshow houden, misschien nog lekker wat drinken en ook nog wat eten? 
Heb je het allemaal wel gehoord?
(leerling)
Ja meneer (zet de pet af)

Aardrijkskunde en biologie,
geschiedenis, ja wis en drie,
tekenen en handvaardigheid,
geen cijfers meer voor gedrag en vlijt,
natuurkunde, Bijbelse geschiedenis,
Frans en nog een hele ris,
Duits en
Engels voor ons bengels.
't Klokje van gehoorzaamheid is altijd
bij de tijd.
Wij zijn niet altijd net
en maken heus wel pret.
De leraren doen flink hun best.
Wij doen dan wel de rest,
Zoals een leraar treffend zegt:

Hij de meester, wij de knecht.
Leren mot je, leren zal je.
Geen jool op school,
leren is het parool.
(wijs: Het is uit het leven gegrepen)
Het is om het leren te leren. Het is om het leren te doen.
Het is om het leren te leren. Het is om het leren te doen.
(Wijs:Kerstfeest (André Hazes)
Ik zit hier alleen strafwerk te maken.
Er is geen school; iedereen is vrij, alleen ik niet.
Ik ben weer de sigaar.
Om vier uur nog niet klaar.
Ja, dat is toch wel een heel erg groot verdriet,
Ik was met vliegmachientjes aan het gooien.
Mijn buurman deed ook mee; nou da's een mooie
Dat grote stuk verdriet
Zei: "Deze jongen deed dat niet".
Vandaar dat u hem hier nu ook niet ziet.
Ik moet vele bladzijden vol gaan schrijven
en mag hier nog wel een poosje blijven.
Wat heb ik een verdriet,
zoals u allen ziet.
Was ik toch maar zo'n stoute jongen niet.
De leraren hebben allemaal de pee in.
Ze zeggen altijd: "Joh, ga jij maar spelen.
Dat wordt toch niks met jou.
Je krijgt steeds een wat- je- kouw.
Zat ik me hier maar niet zo te vervelen.
Mijn vrienden zijn nu zeker aan het vissen.
Wat is het jammer, dat ik dat zal moeten missen.
Het is mijn eigen schuld.
Ik heb ook geen geduld.
Anders had ik aan het water kunnen vissen.
Ik zal nu toch mijn leven moeten beet'ren
Na zoveel straf zou'k beter moeten weten.
Ik ben nu nooit meer stout.
Al word ik ook heel oud.
Ik zal dit strafwerk nooit kunnen vergeten.
Ik zit hier alleen strafwerk te schrijven.
Er is geen school ied'reen is vrij alleen ik niet.
Ik zal het nooit meer doen.
Ik houd nu mijn fatsoen.
Vandaar dat u mij hier ook nooit meer ziet.


(scene 2)
(Willem)
Meneer De Haan, bent u naar de kapper geweest?
(Meneer De Haan)
Nee, Willem.
(Willem)
Maar meneer, het is nu toch veel korter?
(Meneer De Haan)
Ja Willem, maar toch ben ik niet naar de kapper geweest.
(Willem)
Dan heeft uw vrouw het zeker gedaan?
(Meneer De Haan)
Ja Willem.
Ze zei tegen me:
"Kom jij maar eens even hier.
Dat haar moet er nodig af, want je begint steeds meer op Willem te lijken".
(scene 3)
Dag meneer Hovinga
(Meneer Hovinga)
Dag Willem
(Willem)
Meneer, bent u naar de kapper geweest?
(Meneer Hovinga)
Ja, hoezo Willem?
(Willem) 
Meneer, u ziet er jaren ouder uit.
(Meneer Hovinga)
Ja, echt waar Willem? Meen je dat echt? ..........
( Willem knikt medelijdend.
Hovinga is zeer bedrukt en aangeslagen)

(Willem)
Ja meneer, maar wel veel wijzer en verstandiger!

(Voorstellen)
Ik ben Peter van der Vught.
Ik doe heel veel in een vloek en een zucht.
Ik ben Laurens van der Zee
En ik doe ook mee
Ik ben geborslaaken uit zonnegloren
en één zucht, want ik heet Van der Zee.
Ik ben Marik,
als ik verliefd ben, staar ik.
Bij het sporten buiten
ben ik niet te stuiten.
Verder ben ik een leuke peer.
Men gebruikt mij wel als teddybeer.
Ik ben Haaksma, gut
noem mij Trudy, maar zeg nooit Trud.
Ik ben Josca
heet ook Walda
Dat is tralderaldera.
Ik ben Willem de Haan
Soms is dat niets gedaan.
Ik heb wel eens last van die naam.
Ik ben Marijke de Haan
en sluit mij ongaarne bij Willem aan.
Ik ben Tineke Pater
Mijn vriend heet Noster.
Dus heet ik later Noster – Pater
of beter Pater- Noster
Ik ben Oane de Vries
en ben van zwetsen niet vies.
Geen onderwerp is mij te gek,
als ik de mond opentrek.

Ik ben Gerlinda Katerberg
en dat vind ik niet erg.
Wie me ooit wil beminnen
moet eerst een berg beklimmen.
Ik ben Tessa Buikema niemand doet mij dat na
Ik ben Jannie Kobes. Ik ben erg lief
en dus des meesters hartendief.
Ik ben Rudger Hogeveen
van mij is er maar één.
Ik ben Tine Veenstra. Ik ben ontzettend vlug,
maar alleen op een paardenrug.
Ik ben Saskia Wildeboer
Toch houd ik niet van stoer.
Ik ben Mirjam Scholtens uit een voortreffelijk geslacht.
Natuurlijk had u mij hier verwacht,
Ik ben Marleen Nanninga
Vandaar dat ik hier sta.
Ik ben Anita Drijfhout
Ik ben doorweekt,
maar heb een hart van goud.
Ik ben Johan Bakker
Ik ben wel eens wakker
Ik ben Boomsma Sjoukje
Ik ben veel meer dan een lief buurvrouwtje
Ik ben Pelster Kees
Desnoods zing ik mij hees.
Ik ben Posthumus Bineke
Ik zoek wel steun bij Tineke.
Ik ben Iedema Sigrit
Ik heb wel pit.
Ik ben Sabine Tiemens
Mijn oog bespeurt
alles wat er gebeurt.
( wijs: In de mallemolen van het leven)
In de mallemolen van de mavo draai je allemaal je eigen rondje mee.
De mallemolen draait ook zonder jou; je stoel blijft dan wel leeg.
Dus kom draai met die mallemolen mee.
Maandagmorgen tien minuten over acht
De bel die gaat, je staat weer in de rij.
Zo begint de molen van de school dan weer te draaien
en je denkt al weer aan vrijdag, want dan is 't voorbij
In de mallemolen van de mavo draai je allemaal je eigen rondje mee.
De molen draait ook zonder jou; je stoel blijft dan wel leeg.
Dus kom draai met die mallemolen mee.
Ieder vak krijgt zijn gerak
en er zijn er maar zes.
Haal je voor elke vak zo'n zes.
Dan ben je boven Jan,
maar je moet er wel wat voor doen.
Je haalt het niet op een slof en een schoon.
Zo heb je in klas vier
een monsterachtig dier.
We noemen dat schoolonderzoek.


Het is een kont zonder broek,
want is het schoolonderzoek gedaan,
dan mag je nog naar het examen gaan.
Het mavo- examen is lang niet mis;
het schoolonderzoek geen kattenpis.
Luistertoetsen zijn erg in,
maar niet ieders zin.
Dan heb je de spreekbeurten nog,
Dit was dan het eind van ons verhaal.
Soms was het wel een groot kabaalmisschien heel nuttig, maar toch
en beroerd iets om te doen,
want je zou je soms bedoen
om al die zenuwachtigheden,
die zich voor de klas voordeden.
Overal zijn cijfers voor.
Ze halen je er dik door.
Cijfers voor spreekvaardigheid,
voor luistervaardigheid.
En het is geen ijdelheid der ijdelheid,
want het telt mee voor het examen
En je wilt je toch niet schamen.
Dus jongens zet hem op.
Stamp al dat leerwerk in je kop.
(scene 4)
(leerling)
Meneer, ik heb mijn huiswerk niet gemaakt.
(leraar)
Je huiswerk niet gemaakt? 
Wie maakt er nou zijn huiswerk niet, dat is toch het leukste wat je kunt bedenken? 
Hoe kan je dat nou niet gemaakt hebben?
(leerling)
Het stond niet in mijn agenda.
(leraar)
Dan moet je je agenda weggooien. 
Koop maar een nieuwe!
(scene 5)
(leerling)
Meneer ik heb mijn boeken en schrift niet bij me.
(leraar)
Dat is vervelend. 
Ik heb nog liever dat je zelf wegblijft, want zonder schrift kun
je hier weinig doen. 
Daar staat al je gemaakte huiswerk in. 
Je krijgt van mij een 1
Als het niet weer gebeurt, streep ik hem door.
(leerling) 
Meneer, telt die 1 ook mee?
(leraar)
Alleen als het weer gebeurt!
(wijs: Dat is uit het leven gegrepen)
Ja, het is om het leren te leren. 
Het is om het leren te doen.
Ja, het is om het leren te leren. 
Het is om het leren te doen.
(wijs: Heb je wel gehoord van de zeven, de zeven)
Heb je wel gehoord van de zeven, de zeven?
Heb je wel gehoord van die grote sprong?
Ze zeggen, dat ik een vijfje had, maar 't was een zeven lieve schat.
't Was geen één, 't was geen 2, 't was geen 3, 't was geen 4,
't was geen 5, 't was geen 6, maar een 7.


Wiskunde en algebra
geeft Van Hoorn met veel poeha.
Wel wat kan die vrouw
daar veel van. Wouw!
Vaak met stomme monden
zitten we ons te verwond'ren
over haar goocheltoeren
en te koekeloeren
naar de sommen op het bord.
Wat er wel eens aan schort,
is dat wij haar snappen,
uitgezonderd de knappen.
Als je haar goed bekijkt, is het een wicht
met een wiskundig gezicht,
het raakt ook niet gauw uit de plooi
en dat vinden wij wel mooi,
want zeg nu zelf
zo'n spuit elf
en dan al rimpels op 't gelaat.


We weten, dat wel mooi staat,
als je veel moet denken bij een vak.
Zonder rimpel lijk je dan al gauw een domme zak.
Sinds kort komt ze uit Zuidhorn
naar Grijpskerk toe snorren.
Met De Haan en Vrolijk ging zij een keer op de fiets,
maar dat slome getrap. Dat vond zij toch maar niets.
"Als ik in Grijpskerk kom, wil ik afgepeigerd zijn,
en daarom vind ik autorijden nu juist fijn".
Onder ons gezwegen en gezegd,
ook haar wederhelft is technisch onderlegd.
Misschien moet ze van hem wel autorijden,
want welke band
je ook hebt met je klant,
je werk mag er niet onder lijden.
Nee, er moet brood op de plank.
En daarom rijdt zij auto tegen wil en dank.
(wijs: Ferme jongens, stoere knapen)
Ferme jongens, stoere knapen, foei hoe suffend zit gij daar.
Zijt gij dan niet uitgeslapen.
Zo komt nooit dat proefwerk klaar.
Schaam je jongens, kom zet door, kom zet door, kom zet door.
Wij krijgen ook een maandkaart
en zelf daarvan een staart.
Elke onvoldoende dat dat ding heeft,
maakt dat je 't hele weekend beeft.
Wij moeten dat ding thuis laten zien
en hebben niet als Bernard Kuiper steeds een tien.
Als je dus een onvoldoende hebt gekregen,
heb je thuis geen leven.
Daar bij moe en pa
lijken ze de maandkaart na.
Ze moeten een handstekening zetten
en de mentoren daarop letten.
Als er een onvoldoende staat,
worden pa en moe altijd kwaad.
Je krijgt dan de wind van voren.
We vertellen niet wat je dan moet horen.
Sommigen krijgen de vreselijkste straffen
en kunnen er nachten niet van maffen.
Ja, 't is een vreselijk kwaad,
dat die maandkaart bestaat.
We kunnen, en dat is geen wonder,
Er voortaan heel best zonder.
De maandkaart kan de lucht invliegen,hi- ha- ho
Hoef je pa niet te bedriegen, hi- ha- ho
(wijs: Op de grote stille heide)
In de kleine stille ruimtes
zitten de leraren op hun kont.
Wijl het reeds wat kalend kruintje
van Hovinga zwerft in het rond:
"Kindje hier en kindje daar".
Daar is een leerling weer de sigaar
en Nauta is hun herder,
en Nauta is hun herder,
het hele jaar rond.


Vrolijk duikt in de computer,
brengt papieren in het rond,
wijl het reeds wat kalen kruintje
Hovinga  zwerft in 't schooltje rond.
Een lesje hier, een lesje daar.
Nu is klas 3a de sigaar.
En Nauta poetst verder
en Nauta poetst verder,
het hele jaar rond.
Nauta ziet een leerling klieren,
die hem geeft een grote mond.
Hij roept het reeds wat kalend kruintje,
vraagt hem straf voor deze klont.
Kun je een opstel schrijven gaan,
over wat je hebt gedaan.
Je kunt dan gaan pennen,
je kunt dan gaan pennen
voor Hovinga
Ook als j'uit de les gestuurd wordt,
kun je bij die man terecht.
Moet je schoolregels gaan schrijven.
Tot je bijna 't loodje legt.
Schrijf je dan zomaar wat op,
Geeft die man je op je kop.
En doe je het over,
en doe je het over,
tot alles klopt.
Hovinga zit dan te gnuiven
over wat je hebt verteld.
Weet zich ook nog te herinn'ren,
dat hij vroeger was zo'n held,
kreeg ook vaak wel op zijn kop
en vond dat een reuzenstrop,
maar kon het niet laten,
maar kon het niet laten,
kreeg strafwerk op.

 Als hij zit, dan staat ie.
Als hij staat, dan loopt ie.
Als hij praat, dan fluistert ie.
Als hij les geeft, onderwijst ie.
Als hij vrij is, gaat hij onder zeil;
begeeft zich graag onder Amsterdams peil.
Als het zomer is, fietst ie
helemaal uit Buitenpost
op zijn stalen ros.
Natuurlijk heeft zijn vrouw dan wel de wagen,
maar dat kun je dan niet vragen.
Hij heeft maar een illusie
en daarin zelf fiducie.
Alle meisjes zijn vast verliefd op hem.
Je merkt dat aan zijn stem.
Tegen meisjes gaat die omhoog.
Bij de jongens wordt ie wat droog,
Als hij praat, dan spreekt ie.
Als hij gaapt, dan geeuwt ie.
Als hij zeilt, kiest hij het ruime sop.
Hij kent onze hele geschiedenis uit de kop.
Als hij week wordt is, het door een dame.
Zegt alleen tegen zijn vrouw; "Ja en amen".
Mocht je hem per ongeluk eens storen,
dan sta je te klapperen met de oren.
Hij spreekt dan over de Groningse grens
en al zet je ook aan alle hands.
Er valt geen touw aan vast te knopen.
Wat klinkt dat taaltje dan bezopen.
't Hort net op en 't volt wol ta.
En ien plus ien is net altied twa.
Als hij moe is, spreekt hij namelijk Fries
"Ien, twa, treije, fjouer, vief, zais,zan
Za dat havve we wer hawn".
Hij deelt op school wel eens een laken uit,
waarin men dan bedeesd het neusje snuit.
Vrolijk krijgt wat snert en een poster.
Voor De Haan is er een nieuw rooster.
Van Dijk krijgt een toeter.
De heer Dam een computer.
De Vries een nieuwe bal.
Juf Meijer de schillen voor haar stal.
Folkertsma een nieuw voorleesboek.
Makkink krijgt van eigen deeg een koek.
Elke winter zet hij schaatsen in het vet;
heeft zijn zinnen op nog een Elfstedentocht gezet.
Al wacht hij ook tot zijn tachtigste jaar.
Hij krijgt het voor elkaar,
want achter humor en gevoel voor realiteit,
verschuilt zich een niet geringe Friese onverzettelijkheid

Fan Bügjen Fremd
staat op zijn hemd.
Dat is hem nader dan de rok.
Nooit wordt hij dus een held op sok.
(wijs: Hallo, meneer de uil)







Meneertje Hovinga,
Waar kijkt u nou toch naar,
naar onze kant.
Oh ja, naar onze kant.
Wij lezen u voor uit de Lauwerskrant,
want daarin staat precies vermeld,
hoe het met ons schooltje is gesteld.
Echte waar?
Echt waar heer Hovinga.



Ja, want leraren zijn precies als mensen
met dezelfde mensenwensen.
Dat staat allemaal in dit boek,
van zoetekoek, van zoetekoek.
Elke morgen na half elf
komen we even tot onszelf
na drie uur noeste arbeid
is het voor koffie de hoogste tijd.
Zodra de bel gaat, kan men naar buiten.
Soms wil men de deuren wel sluiten.
De een na de ander sluipt weer naar binnen.
Er is maar weinig tegen te beginnen.
Men vreest in dat uur,
met grote vreze de natuur.
Eerst blijven velen hangen in de lokalen.
Men jaagt ons eruit in alle talen.
Eenmaal in de gang begint weer het spel.
Vooral bij de wc treft men een heel stel.
Anderen staan als een zak tegen de muur.
Frisse lucht in Grijpskerk is voor hen te duur.
Bovendien wordt buiten veel eerder ziek.
Zorg dat je binnen blijft, is de politiek.
Elke leraar in de gang roept; "Naar buiten gaan!
Lummel niet rond; ga hier vandaan".
Schoorvoetend trekken enkelen naar buiten.
Anderen staan onverschillig in de lucht te fluiten.

Na veel preken en geraas
blijft de leraar de baas.
De geur van de koffie trekt hem aan,
een paar treuzels laat hij dan nog staan,
dezen sluipen onvervaard in de klas,
alsof daarvoor geen verbod was.
Inmiddels zit het personeel klaar
om wat te praten met elkaar,
nuttigen het koekje van de heer Dam
of eten een meegebrachte boterham.
Op het plein ziet men enkele helden.
De meesten vindt men er zelden.
Zij bevolken aula en gangen,
dichtgedrukt tegen de verwarmingsstangen.
Op de school is het spitsuur aangebroken.
Ook de leerlingen hebben de koffie geroken.
Men maakt een wandeling tussen aula en deuren
en staat wat met voorbijgangers te zeuren.
(samen)
U ziet, men is de school nog lang niet zat
En beschouwt haar als het beste levenspad.
Heya De Vries, Heya De Vries.
Heya, heya, heya De Vries
(wijs: Kortjakje)



Altijd is De Vries zeer kwiek,
want hij geeft de gymnastiek.
Heeft daarvoor een goede stentor.
Is daarnaast ook nog een mentor.
Doet zelf ook nog alles voor.
Wel, daar past bewond'ring voor
Altijd is De Vries zeer kwiek.
midden in de week, maar vrijdags niet.
Gaat dan moeilijk filosoferen.
Samen met wat andere heren.
Dat begint om een uur of acht
tot het bed hem weer toelicht.
Altijd is De Vries zeer kwiek,
midden in de week, bij het tennissen niet,
want de man heeft geen conditie.
Zit ook zelden op een fietsie
't Ding staat te vaak op stal.
Foei, De Vries, het is te mal.
Als hij praat, dan zwetst ie
Als hij, dan laat hij een stilte vallen
Als hij stil is, droomt hij hardop
Als hij autorijdt, ligt hij te slapen
Je ziet hem dan ook zelden gapen
Onderweg mag hij graag een Chineesje pakken,
wat overblijft, gaat dan in zakken.
Die neemt hij mee naar huis.
Daar is het dan een poos niet pluis.
Als hij zeilt, gebeurt dat met veel diepgang.
Voor windkracht tien is hij niet bang,
want in het Paterswoldse meer,
zit niet zoveel water meer.
Als hij sport, dan staat hij stevig,
maar hij doet dat niet zo hevig.
Wie de hele dag dat vak moet geven,
bedenkt zich later op de dag wel even.
Hij denkt: "Moet ik nu gaan doen,
wat ik de hele dag die kinderen laten doen?
Een ander trimt voor zijn plezier,
waar ik sta te werken hier".

 Sinds lang heeft hij een huisje bij het meer
en daar zie je hem dan elke keer.
Hij draagt een zuidwester en een grote plastic jas
en staat daar vaak te klussen of te zeilen op de plas.
Zo gaat dat nu al jaren lang.
Ook voor windkracht elf is hij niet bang,
want in het Paterswoldse meer
kun je staan als heer.
Als het vrijdag is, begint hij te filosoferen.
Kan ook dan zijn diepgang demonstreren.
Ja, alles bij De Vries is diep,
dus is hij een diepVriestype.






 Soms spreekt hij stadsfries met de heer  Dam.
Je handen worden ervan klam.
We "süden" en we "wüden" en dat soort klanken meer
en regelmatig klinkt dat diepVriestaaltje weer.
Heeft hij het over Grijpskerk, dan zegt hij “wij”,
want, zo zegt hij: "Men luistert daar naar mij
en wie mij hoort, heeft ook mijn hart gestolen,
zo niet, dan zit ik toch op hete kolen".
Hij geeft ook les in Kollum, maar die kaas is hem te vet.
Het eten is wel prettig, maar de gevolgen vindt hij pet.
Gewichtig zijn, dat acht hij uit den boze.
Nee, 't liefste toch zou hij die pondjes lozen.
Hij is toe naar De Haan gegaan.
Die sprak: "Jij gaat dus naar de baan en tennist met je zoon.
Ik vind dat zelf ook heel gewoon.
En doe dat elke dag nou even.
Dan zul je wat beleven".
Die goede raad was niet te duur.
Nu staat de heer De Vries met vuur
Te zwaaien met een racketje
met op zijn hoofd een petje.
Thuis is de spiegel ook tevree.
Hij sprak; "Die jongen van De Vries, hij valt me mee.
Zo komt de wijsheid met de jaren
en kan hij zich bij senioren scharen.
Wat hield toch in het onderwijs hem om de been?
Welnu hij heeft graag dames om zich heen.
Hun aanwezigheid maakt hem zo dagelijks blij,
want denkt hij dan: "Ze zijn allemaal verliefd op mij!
(Wijs: Merck toch hoe sterk)
Merk toch hoe snel zij fietsen langs de weg
's morgens al vroeg met een kromgetrokken rugje.
Ziet hoe men trapt in een statige tred.
Steunend en hijgend en poestend op hun fietsje
Elke morgen heel erg vroeg gaan zij op hun fietsje.
Elke morgen heel erg vroeg gaan zij op hun fietsje.
Zie hen gaan langs de baan.
Zie hen trots rond kijken.
Zie hen gaan langs de baan.
Zouden zij niet bezwijken?
Trots als een baronesje is
schrijdt zij door de school gewis.
Zij houdt van streng maar ook rechtvaardig
en blijft desondanks toch altijd aardig.
Samen geeft zij aan ons bengels
met juf Makkink Engels.
Dat doet zij graag bij een flinke bak
met koffie, ze is dan meer op haar gemak.
Dus loopt het mannelijk personeel
(soms wordt het haar wel eens teveel)
met koffie naar haar lokaal
en dat drinkt ze allemaal.
Het is dus echt geen theetante
maar wel een bijdehante.


Ergens in Drente woont ze op een ranch.
Zelf haar man noemt ze eenvoudig Hanch.
Onlangs zijn er nog twee zonen
bij haar komen wonen.
Zij waant zich soms in 't wilde westen
want om haar hardheid uit te testen,
eet zij soms maanden alleen maar bonen.
Tot ongemak van man en zonen
die ongewild werden meegezogen in dit harde bestaan.
Eerlijk gezegd: Zij vonden het maar niets gedaan
zo bleef ze toch een minivrouwtje.
Dus reed ze in een mini- autootje.
Laatst was ze, ik weet niet hoelang getrouwd
en werd haar voor een dag de slee toevertrouwd.
Ze reed daarin vol trots naar de disco toe.
Alle leerlingen en het personeel zeiden: "Nou moe,
een slee van hier tot gunder".
En juf Meijer keek maar glunder,
paste niet eens in een normale parkeerstrook.
Hoe kwam ze in vredesnaam bij die versnellingspook?
Afijn, zij kreeg de smaak te pakken
en sprak: "Hanch,valt er wat te makken?

Als eigenares van een grote ranch
is een passende wagen mijn grote wens".
En zie er werd toen snel een deal gemaakt
Het bonenrantsoen werd nu gestaakt
Peace for our time.
De nieuwe auto rijdt heel fijn.
Wel is het weer zo'n klein geval met maar een deur,
maar dat vindt juf Meijer maar gezeur.
De grootheid van een mens blijkt vaak uit kleine dingen.
Wat heeft het dan voor zin weer over een te kleine wagen te beginnen?
Dus sprak graaf Meijer weer,
"Geen mini- mis dit keer".
(Wijs: faria, faria)
Vrolijk is het ranchersleven, faria
mooi de stulp, waarin zij leven, faria
Hallef Drente is nu hun land
van Haren tot aan 't Ronostrand
Faria, faria, faria, faria, faria
Autorijden is haar leven, faria
moest wel eens voor politie beven, faria
Ze geeft ook nog wat Engels ook,
raakt heel zelden van de kook.
Faria, faria, faria, faria , faria
(Wijs: In 't groene dal, in t stille dal
In 't groene land, in 't stille land,
waar paardenbloemen groeien,
daar krijgen we les aan de Reitsmaburg
en ploetr'en en zweten wij allen ons suf.
Waar koeien grazen
en straaljagers razen
de Reitsmaburg
Waar vogels tieren
en boeren gieren
de Reitsmaburg.
In 't groene land, in 't stille land,
waar paardenbloemen groeien,
Daar krijgen wij les in handenarbeid.
Verdoen we met zagen en knuts'len de tijd.
Waar juf Antje bemoedert.
De vlijt niet verloedert
de Reitsmaburg.
Waar juf Antje bemoedert,
de vlijt niet verloedert
de Reitsmaburg.
In 't groene land, in 't stille land
waar paardenbloemen groeien,
daar schrijf ik een opstel voor ene De Haan
en wens ik 't ontleden naar de maan.
Waar bijwoorden in zijn en palen te min zijn.
Ja, juist bij die Haan,
waar spreekbeurten klinken:
De gier gaat stinken,
nog een uur te gaan.
In 't groene land, in 't stille land,
waar paardenbloemen groeien,
daar leren wij plaatsnamen van de kaart.
't Is Folkersma die daar voor ons staat,
waar hij soms lispelt,
een kattestaart kwispelt
bij geografie.
Hij soms wel eens boos is
en toch ook heel loos is
bij geografie.
In 't groene land, in 't stille land,
waar paardenbloemen groeien
en Vrolijk gesprekken met leerlingen voert.
Een leerling in de gang wat ronbkoekeloert
waar Oane zijn brood eet,
een ander wat snoep vreet
de Reitsmaburg
waar Trinh weer eens soep kookt
en Nauta nog rondloopt
de Reitsmaburg.
Hij vertelt ons allerlei
over de bloemaand mei,
over vogels, over vissen.

Hoe een mier moet pissen.
Hoe een worm een worm ontmoet.
Hoe een mol het onder doet.
Hoe een geit en een lam
maken samen een klein lam.
Hoe een vlinder knipoogt.
Hoe een vis haar schubben droogt.
Hoe een koe vangt een haas.
Hoe een visser een dikke baars.
Hij vertelt over artisjokken.
Heeft het over eierstokken.
Zelf eet hij volkorenbrood,
werd daarvan als leraar groot
't Milieu is voor hem een plastic zak.
Nee, daarvan heeft hij echt tabak.
Met dat plastic is hij helemaal niet blij.
Het is nog erger dan een varkensmesterij,
hoewel ze die in Oldehove ook niet zo zien zitten
en wees nou eerlijk: wie wil in die stank liggen pitten.
De helft van de week gaat hij maar Buitenpost,
waar hij met leerlingen hun toekomst uitvorst.
Als ouderling houdt hij van zware wijken,
een last waaronder hij niet zal bezwijken.
Want humor is beslist zijn sterke punt.
Bij diploma- uitreiking is zijn toespraak steeds een stunt.
Hij begint met een algemeen verhaal,
over dingen die we weten allemaal.
Dan zet hij je met een cadeautje in je hemd
en ben je ineens niet meer een grote vent.
Het geheel wordt afgemaakt met een gedicht
en daarin redt hij dan weer iets van je gezicht.

Hij houdt zichzelf graag op de vlakte,
omdat hij in Zwitserland tegen een paaltje kwakte.
"Au", sprak hij toen. "Vrouw Juk, dat deed zeer,
Waarop zij zei: "Dan duw ik je niet meer".
(wijs: Am Brunnen vor dem Tore)
Daar buiten voor de deur staat die Jarke heel erg vroeg.
Hij is hier al gekomen, voordat de klok acht sloeg.
Hij staat hier al gekomen, totdat het belletje gaat.
Want Jarke zal wel denken, beter te vroeg dan te laat.
Beter te vroeg dan te laat.
Hij heeft vandaag een proefwerk van Hovinga, die beul
Een hele vracht geschiedenis, maar Jarke weet heel veul.
Hij heeft lang zitten leren de feiten uit zijn kop.
Die Jarke zal wel denken een 1 dat is ook een strop.
Een 1 dat is ook een strop
Als Jarke later thuis komt, is alles achter de rug
Hij drinkt een kopje thee nog en pakt zijn boeken vlug.
Hij zit weer te studeren, heeft nog veel huiswerk op.
Die Jarke zal wel denken, nog even, dan zit het erop.
Nog even, dan zit het erop.
Hoe lang nog moet hij leren, geen mens die dat nu weet.
Het duurt nog heel veel jaren. Hij is nog niet aan de meet.
Er komt nog wel iets anders en nog wel scholen meer.
Die Jarke zal wel denken: "Ik ziet met een paar jaar wel weer.
Ik zie met een paar jaar wel weer".
(canon: Ontwaak)
Ontwaak, ontwaak het geluid van de bel. 
De les is voorbij, dus ook dit gekwel.
Meneer Kolp komt uit Surhuisterveen
en reist dus hier helemaal heen.
Via Kollum is hij hier gekomen,
maar het is geen slome.
Overal kan hij zijn schouders onder zetten
en dan heel veel werk verzetten.
Een NME- week of toneel,
niets is hem teveel.
Als hij geen les geeft, is hij mee met een kamp.
Met kinderen omgaan is voor hem geen ramp.
Toen er voor scheikunde iemand moest worden benoemd,
werd als eerste zijn naam genoemd.
In deze luchtvervuilde tijden
is een scheikundige te benijden.
Hij weet van alle stoffen wat;
welk closetpapier goed is voor je gat.
Hij werkt met buisjes en met branders.
Hij mengt en brouwt en doet niet anders.
Voor fosfor is hij helemaal niet bang.


Met ijzeren vuist houdt hij het in de tang.
Hij heeft een hoofd vol moleculen en atomen.
Je ziet de formules boven zijn hoofd uitkomen.
Fietsen kan hij niet, wel racen
en als je hem over de weg ziet pezen,
dan denk je: "Nou kan het wel weer".
Je voelt je zelf een oude heer.
Hij is net een turbo die voorbij komt zoeven
en gaat de wind maar even loeven,
dan wordt er nog een schepje opgedaan.
Het kan hem niet hard genoeg gaan.
Boze tongen hebben beweerd,
dat hij eens reed verkeerd.
Hij was toen zo verwoed aan het beuken op zijn fiets,
dat hij zag of hoorde niets.
Eenmaal op de afsluitdijk gearriveerd,
dacht hij pas: "Dit gaat verkeerd".
In hetzelfde tempo is hij toen terug naar huis gereden,
waar zijn vrouw zei: "Je bent vroeg, ik ben tevreden!
(wijs: O. kom er eens kijken)
O, kom er eens kijken
Ik speel hier nu met electriciteit.
Leuk is 't zo te spelen,
ben je een vent of een meid.
Een kabel en een stopcontact.
Pas op dat je die draad biet pakt.
Je krijgt een schok van 'k weet niet hoe,
roep jankend om je moe.
O, kom er eens kijken,
wat ik met die snoertjes doe.
Leuk is 't zo te spelen.
Soms weet ik zelf niet hoe.
Mijn haren staan dan recht omhoog.
"Een foutje", zeg ik dan heel erg droog
en zeg dan zachtjes even: "Shit,
Totdat ik weet hoe "t zit.
O, kom er eens kijken,
Wat ik met electriciteit.
Soms is "t gevaarlijk,
wat ik ermee doe.

Als hij les geeft, gaapt ie;
Als hij tennist volleert ie;
Als hij volleybalt smasht ie;
Als hij meisjes ziet zeurt ie;
Als hij trimt sjouwt ie;
Als hij hobbiet, tekent ie.
In zijn lokaal is nooit kabaal,
Maar barst het van papieren en boeken.
Op zijn bureau en in alle hoeken
en als hij wat geinigs hoort,
komt het in de schoolkrant woord voor woord.
(wijs: Vader Jakob)
Meester De Haan, meester De Haan
Gaapt ie nog, gaapt ie nog.
Zelfs als klokken luiden,
Zelfs als klokken luiden,
gaapt hij nog.
Als het zont, tuiniert ie
Als het veel zont, zwemt ie;
Kraaien kan hij niet die Haan.
Want als hij wil kraaien gaan,
staat ie al weer te gapen.
Zou die man ooit wel eens slapen?
(wijs: Pappa loop toch niet zo snel)
Ben je nou eens stil of niet?
Ben je nou eens stil of niet?
Doe wat zachtere toe, want ik ben al zo moe.
Ben je nou eens stil of niet?

Als je wordt uitgestuurd,
Blijf dan maar eens uit de buurt,
Je moet dan naar Hovinga
En dan heb je 't ernaar.
Ben je nou eens stil of niet?
Of een goede portie straf
Jongens, dat is toch niet maf.
Regels schrijven gaan,
wie vindt daar nou wat aan?
Ben je nou eens stil of niet?
Ben je nou eens stil of niet?
Ben je nou eens stil of niet?
Doe wat zachter toe,
want ik ben al zo moe.
Ben je nou eens stil of niet?
Soms ook wordt er veel gekletst
's Leraars trots is dan gekwetst,
want er veel gepraat,
ben je nou eens stil of niet?
Wij doen het nu toch voortaan
toch maar eens wat kalmer aan
en we hopen dat zo lang
voor de klas mogen staan,
ben je nou eens stil of niet?

Hebt u de heer Dam al gezien?
Hij is hier ook bij.
Hij zit al op de eerste rij.
Hij houdt wel van een preek,
want hij keepte nog bij Sneek.


Soms praat hij wel eens Fries.
Een Groninger kijkt dan wat vies,
hij zwierf de hele wereld rond,
tot hij een plek in Oldehove vond.
Van Nieuw Zeeland tot Afrika
reis hem dat maar na.
Hij gaf veel sport en deed soms zelf ook wat,
want het vele zitten bij 't vergaad'ren maakt je stijf in 't gat.
Van tennissen tot fietsen
zo'n man zit nooit te nietsen.
Pauzes vindt hij zo,
hij maakt daarvan een show.
Graag mag hij met andere heren
met de dames discussiëren.
Zij kiezen er een uit
en werpen zich dan gretig op hun buit.
Meestal gaat het over emancipatie.
Dat onderwerp is nog lang niet uit de gratie,
want de echte feministen, dat zijn dus leraressen,
wat is er leuker dus dan hen daarmee te pesten?
De heren stellen zich dan anti- feministisch op,
maar krijgen onmiddellijk de kous weer op de kop
en juist dat snelle happen,
dat ze dat niet snappen,
dat is hun lust en leven.
Het geeft hun dus een kik
en vaak een lach met hik.
In dit verhaal nog een omissie:
De heer Dam zit ook nog in de bouwcommissie.
Dat betekent dus weer bij vergaderingen zijn:
Hoe maken wij het oppervlak van al die scholen klein?
Voor elke locatie
is er wel zo'n operatie.
Kollum gaat nu ongedeeld door 't leven.
In Grijpskerk kan dat nog duren even,
want al sta je op je kop.
Altijd is het geld op.
Je moet dan naar 't bestuur
En die kijken dan wat zuur.
Dam kreeg dus in het snotje.
Het bestuur wist wel een potje
"Geef maar hier die oude kous", zei hij.
"Jullie moeten niet van streek raken.
Wij gaan dat geld eens lekker opmaken.
We zullen het geld eens steken
In de gebouwen met hun al hun gebreken".
De plannen werden ontvouwd.
Er moet heel wat geld in worden gestouwd,
(wijs: Mamma, 'k wil een man hè)
Bestuur, ik wil je geld hè.
wat er geld mijn lieve man?
Wil je dan een nieuwe kast
Ja, bestuur, ja
Een nieuwe kast, dat vind ik zo.
Ik wil ook wel een video.
dat is mijn plezier
met die kousebreier hier
 

Bestuur, ik wil je geld hè.
wat er geld mijn lieve man?
Wil je dan computers hè?
Ja, bestuur, ja.
Een stel computers vind ik fijn,
Ik wil lokalen op het plein.
Dat is mijn plezier
met die kousebreiers
Bestuur, ik wil je geld hè
wat er geld mijn lieve man.
Wil je dan een kopieermachien?
Ja, bestuur, ja
Zo'n apparaat dat wil ik wel.
Ik wil ook wel een nieuwe bel.
Dat is mijn plezier
met die kousebreiers hier.
Bestuur, ik wil je geld hè.
wat er geld mijn lieve man.
Je hebt al alles opgemaakt.
Nee, heer Dam, nee
het groeit ons niet meer op de rug.
Het ging ons ook wel wat te vlug.
Waar blijft ons plezier
als kousebreiers hier?
(wijs: Marsellaise)
Kom jongens van de koude vlakte.
We moeten maar weer eens naar Frans.
We houden niet van dat bekakte.
maar zonder Frans hebben we geen kans.
Franse woordjes moeten wij leren.
Le en la en conditionnel
Nou dan weet je ,dan weet je het wel.
van de futur, de passé en subjonctif.
Je voelt je dan een hele pief.
Kom jongens van de koude vlakte.
We moeten maar weer eens naar Frans.

Juf Den Arend hoort al bij de sterken.
Eigenlijk zit zij vanavond hier te werken.
Zij maakt soms dingen vreselijk ingewikkeld,
Vooral als ze weer eens stiekem heeft gesmikkeld.
Want zij vindt het fijn te werken aan de lijn
Voor ons valt daar geen touw aan vast te knopen.
Wekenlang kan zij haar krachten met spuitwater slopen
Om vervolgens tussen elke les gauw wat te smikkelen.
Ook heeft zij merkwaardige ideeën over bikkelen.
Zij gaat naar school om daar haar rust te zoeken,
want thuis vindt je haar in alle gaten en hoeken.
Zij plant en regelt daar 't verkeer
en is dan na het weekend geen mens meer.
Op school ploft zij op maandagmorgen
met een tas vol zorgen
helemaal uitgeput in haar stoel
en merkt dan op heel koel:
"Hè, hè, eindelijk rust.
'k Ben helemaal uitgeblust.
Zo tegen een uur of drie voelt zij zich dan weer sterk.
Ze groet en zegt: "Nu ga ik weer aan het werk".
Natuurlijk weten wij, het is cynisme,
want zij is aanhangster van het feminisme,
want na het lesgeven
Moet ze thuis ook nog even
Werken
en die collegavlerken
zijgen in pantoffels gestoken neer
En gedragen zich als uitgewoonde heer
die door 't vrouwtje nodig moet verwend
en juf Den Arend denkt dan: "Stik toch vent.
Ik heb ook de hele dag gewerkt aan de opvoeding van de natie,
maar krijg, als ik thuis kom ook nooit gratie.
Voor mij is er altijd een extra straf.
Ik vind die mannen laf.
Het huishouden is geen sociale hobby van de vrouw,
ik wou dat zo'n man dat eens beseffen wou".
Maar juf Den Arend geeft nooit op.
Al staat de wereld op zijn kop.
Eens zal die man van haar dromen
Er doodgewoon komen.
(wijs: Telkens weer)
Telkens weer haal ik me in mijn hoofd,
dat ik de toestand krijg die me werd beloofd,
telkens weer wordt elke vrouw
weer grauw,
sta ik teleurgesteld buiten in de kou.
maar telkens weer denk ik: "Er komt er een
die weet waarvoor ik leef,
mijn hart aangeef,
van wie ik vind, dat hij nu begrijpt een vrouw is toch geen slaaf, telkens weer".
Telkens weer slaat hoe het vroeger was
weer als 'n vlam omhoog uit de oude as
Telkens weer, alsof het nooit geneest,
blijft er die pijn bestaan om hoe 't geweest.
Maar telkens weer denk ik: "Er komt er een
die weet waarvoor ik leef,
mijn hart aan geef,
van wie ik vind, dat hij nu begrijpt een vrouw is toch geen slaaf, telkens weer".
Nauta zet altijd koffie
voor het hele leraarskloffie.

Hij sjouwt wat af die man.
Gelukkig dat hij dat kan,
Nauta weet, hoe alles moet.
Heeft hij niet het personeel opgevoed?
Hij ruimt alle vuil weer weg
en sjouwt vuilniszakken naar de weg.
De grootste zakken laat hij staan.
Hij is met hun lot begaan.
Deze heren
kunnen dus nog als leraar opereren.
Hij maakt schoon, wat vuil is.
Hij maakt glad wat bult is.
(wijs: Mamma, k wil een man hè)
Nauta, 'k moet een doek hè,
wat voor doek mijn lieve kind?
Moet je soms een theedoek hè?
Nee, leerling, nee!
Een theedoek, nee die krijg je niet,
daaraan geef ik mijn wasgoed niet.
Waar blijft mijn plezier
met die vieze doeken.
Nauta, 'k moet een afdruk hè.
wat voor afdruk lieve kind?
Ja, Nauta, ja.
Wel zet dat ding dan maar eens aan.
Je moet ook wel noteren gaan.
Dat is mijn plezier
met die kopieermachine hier.
Nauta, ik wil koffie hè.
wat voor koffie lieve kind?
Wil je soms een kopje vol?
Nee, Leerling, nee.
een kopje koffie krijg je niet.
Dat is voor leraars, zoals je ziet.
Het is een gemier
met dat koffiedrinken hier.
(wijs: Knaapje zag een roosje staan)

Ursula sah ein schülchen stehen,
mitten in der Weiden
dachte sie: "Das ist ja schön.
Rasch ist sie dahingegehen,
um dort Deutsch zu geben.
Ursla, Ursla, Urslala
mitten in der weiden
Ursla sah das schulchen stehen
mitten in der Weiden
jeder woche geht sie hin
und steckt dort mittendrin
und gibt dan ihr Deutsch
Ursla, Ursla, Urslala
mitten in der Weiden.
Ursula ist sehr kordat
mitten in der Weiden.
Krank, schwach, übel ist sie nicht
sondern ein herzenbinder
für uns dumme kinder
Ursla, Ursla, Ursulala
mitten in der Weide.
Die Ursula das ist ja was.
Sie ist hier auch wieder pas.
Sie gibt Deutsch an klas vier.
und das geht ohne gemier.
Sie weisz davon ein ganzes Haufen
und halt uns Kinder auf den Laufen.
Sie kletscht ein Deutsch
Mensch, mensch.
Das ist ja jeder wunsch.

Sie gibt das auch in Winsum boven.
Man kann sie nie ein kölchen stoven.
Die Winsumer weissen es genau
Sie ist keine Bla- bla Frau.
Sie fahrt manchmal auf einen grossen rad
Kommt auf uns zu met grossen fahrt.
Sie hat auch einen grossen Wagen
und kommt auch damit mal heranjagen.
Sie fährt die Kinder zum examen
und tut das gut, dass konnen wir beahmen.
(wijs: Daar was laatst een meisje loos)
Daar was laatst een leerling loos.
Die wou gaan spijb'len,
die wou gaan spij'blen.
Was hij dan zo'n bolleboos?
Dat kun je denken.
Dat is niet in de roos.




Hij moest brengen een briefje van thuis
van vader of moeder,
van vader of moeder,
omdat het zaakje was niet pluis,
moest hij dat zelf doen.
Het is toch een kruis.
Hij schreef het briefje keurig en net.
Gaf het een leraar,
gaf het een leraar.
Op het handschrift werd hoed gelet.
Toen kwam de argwaan
't leek opgezet.
"Wie schreef dat briefje jij, of je moe?
Na heel vragen,
na heel vragen.
"Wie schreef dat briefje jij of je moe?
Na heel vragen
gaf hij het toe.
Daar was laats een leerling loos.
Kon nooit meer spijb'len,
kon nooit meer spijb'len.
Daar was laatst een leerling loos.
Kon nooit meer spijb'len
voor een hele poos.
Wij hebben nog een Duitse juf
voor wie wij ons werken suf.
Zij woont in Oldehove
en kan zich behoorlijk uitsloven.

Haar Juk is zwaar, want hij heeft als ouderling zware wijken,
Maar snel zal ze onder die last niet bezwijken.
Wel is zij streng, maar ook heeft zij veel geduld.
Gaat het fout, dan ligt bij oms de schuld.
Was Oldehove nog een gemeente klein,
dan zou ze nu ongetwijfeld burgemeester zijn.
Alle varkensmesterijen zou ze dan verbieden
en onvermoeibaar naar zonden tegen het milieu spieden.
Raakt zij enthousiast, dan gaat ze bijna meppen
en zit je dan naast haar dan moet je je haasje reppen.
Zo kan zij na een jaar je gezicht eens goed bekijken,
waarna ze vindt dat je anders bent gaan lijken.
"Heb jij een nieuwe bril"?, vraagt zij dan argeloos.
Je zegt dan: "Nee, deze heb ik al een hele poos",
en draag je eens voor de zoveelste keer dezelfde trui,
dan geeft ze er nog niet aan de brui,
maar vindt ze het een nieuwe trui en hij staat je dan bijzonder goed
En dan vindt ze ook, dat ze die om de stof te testen, maar even betasten moet.
Onlangs zag ze haar eigen echtgenoot in het andere gebouw,
en ze sprak: Hé, wat krijgen we nou, een nieuwe collega, welkom man.
Ik hoop, dat je hier net als ik prettig werken kan".
Gelukkig ging haar later op de dag een lichtje op
En kreeg ze toen een rode kop
en sprak toen zeer verrast:
"Zeg die nieuwe gast,
die nieuwe kerel,
dat was ja mijn eigen Karel.
Dat is mij ook een bak. Dat is mij ook een kruis
Straks tref ik dus die nieuwe kerel thuis".
Zo weet je bij haar nooit, hoe zij zal reageren,
want,  waar je haar ook treft, zij zal altijd proberen
je op het verkeerde been te zetten.

Zo ging zij eens voor 't eerst naar 't groene kruis om bloed te geven.
Men sprak tot haar: "U bent hier nieuw, dus het duurt dan wel even".
"Dat maakt niet uit", sprak zij. "Ik heb de tijd",
Terwijl zij zich op een bed had neergevlijd.
Daar tapte men haar eerste bloed als donor.
Het was niet blauw, dus dat zat wel snor.
Toen zij zo'n liter bloed had weggeschonken,
sprak men: 'Blijf liggen, misschien voel je je eerst nog wat beschonken"
Je blijft dan door het bloedverlies misschien niet op de been,
of je zeilt door een flauwte naar de bodem heen".
Zo gezegd, zo gedaan
en eindelijk kon ze staan.
Ze besloot, toen te gaan waggelen als een eend.
Men keek naar haar, alsof men was versteend.
Toen schoten handen toe om haar maar vast pakken,
zodat zij daar ter plekke niet in elkaar zou zakken.
"Grapje", sprak zij toen en beende met een vaste tred toen naar deur,
terwijl ze dacht: "Als ik hier toch maar niet nog ter plekke in elkaar pleur,
want dan steken ze naar deze guit
Natuurlijk geen hand meer uit.
(wijs: Daar was laatst een meisje loos)
Daar was laatst juf Juk heel loos.
Zij wilde skiën,
zij wilde skiën.
Daar was laatst juf Juk heel loos.
Zij wilde skiën een hele poos.

Het reisplan werd toen uitgewerkt
op naar de bergen,
op naar de bergen.
Het reisplan werd toe uitgewerkt
op naar de bergen.
Dat leek niet zo gek.
Als je wil skiën, moet er sneeuw
om op te glijden
om op te glijden.
Als je wilt skiën, moet er zijn sneeuw,
als je wilt glijden,
anders valt het niet mee.
Bleek dat het pas oktober was.
Dus veel te vroeg nog,
dus veel te vroeg nog.
bleek dat het nog oktober was.
Dus veel te vroeg.
Zij was zeer verrast.
"Waar is de sneeuw dan?", vroeg ze verbaasd
Zie jij iets wits hier?
zie jij iets wits hier?
"Waar is die sneeuw dan?, vroeg zij verbaasd
en ook haer Kaerel keek zeer verbaasd.
Toen zijn zij gaan wand'len in de natuur
hoog in de bergen,
hoog in de bergen.
Er vielen wat vlokken, 't weer was wat guur
hoog in de bergen
en goede raad duur.
Zij zijn toen per skilift afgedaald
Dat was dus balen,
dat was dus balen.
Ze zijn per skilift afgedaald,
dat was dus balen
En te duur betaald.
(wijs: Ik ben geboren in Friesland)
Hij werd geboren in Frieseland,
Frieseland, Frieseland.
Hij werd geboren in Frieseland
en daarom is hij hier.

Hij leert ons alle namen op de kaart.
Hij leert ons alle namen op de kaart
en zijn hond heeft haast geen staart.
Een geograaf werd kynoloog,
Kynoloog, kynoloog.


Een geograaf werd kynoloog
En daarom is hij hier.
Hij leert zijn hond commando's in het Fries.
Hij leert zijn hond commando's in het Fries.
Wot lieket san hoen wies!
Aardrijkskunde leert hij ons allemaal
over industrie en granen,
over steden en kranen,
over passen en wegen
over droogte en regen,
zuidpool en evenaar.
Hij is er nooit mee klaar.
Rivieren en meren,
Noordpool en ijsberen,
Statistieken en grafieken

geboorteoverschotten,
milieu dat wij doen verrotten.
Hij laat zich niet bedotten,
mag graag met zijn hond ravotten.
Die ziet er nog gevaarlijker uit dan hij,
dus staat hij met andere kynologen in de rij
om het beest fatsoen te leren,
mag die hondentraining zelf doceren.
Op school legt hij geheime voorraden aan.
Hij spaart proefwerk- en stencilpapier voor De Haan.
Die moet het dan eerst uit zijn kast gaan jatten,
Zodat hij hem in zijn kraag kan vatten.
Maar ja, als er in het magazijn niets meer ligt
is het logisch dat je voor de verleiding zwicht.
Het is de wereld op zijn kop,
maar zo raakt het papier toch nog op.
Verder is hij de enige leraar die een woordenboek gebruikt,
want als hij ergens een foutje ruikt,
wil hij onmiddellijk van de kous het naadje weten
Deze taalpurist
zou geschikt zijn voor jurist,
want die hebben allemaal,
ook een tik taal.
Als u onrustig wordt, leest hij u voor uit een spannend boek,
ook werpt hij gehaktballen en smoorgroente in uw soep.
Voor een gesprek heeft hij altijd
en hij zorgt dat het binnenskamers blijf
(wijs: Zorg dat je erbij komt, bij de marine)
Wie zichzelf wil respecteren
moet wel iets met de computer leren.
Als je klein bent, gaat dat spelenderwijs,
ben je ouder, dan heeft het een prijs.
Soms zit je uren naar dat glas te staren
en je merkt, je komt op jaren

Dat leidt soms tot eindeloos gefoeter,
als je het niet klaar speelt met die computer.
Cijfers kunnen niet in de agenda blijven.
Dus moet je ze ook nog eens in de computer schrijven.
Daar is dan een mooi programma voor bedacht,
maar het is nooit zo eenvoudig als je dacht,
je moet allerlei commandos geven
en het duurt maar even,
of je hebt de foute toets te pakken
en kunt vervolgens door de grond heen zakken.
Hele klassen verdwijnen zo uit bestand
en Vrolijk helpt je dan weer uit de brand,
Hij moet dan wel je hele schijf gaan reanimeren
en dat kost hem uren vele keren.
en dan heb je nog dat tekstverwerken,
dat is alleen voor hele sterken.
Waar zit de trema?
Hoe gebruik ik het spellingsprogramma?
Hoe druk ik de regels in een rechte lijn
en waarvoor zouden al die lettertypes zijn?
En ben ik aan de opmaak toegekomen
verschijnt dan wel de tekst van mijn dromen?
en heb je het vergeten op te slaan,
dan kun je weer eens typen gaan.
Je kunt zelfs al schriftelijk met dat ding telefoneren.
Je hoeft niet eens meer de fax te leren
met een modem en een telefoon
schrijft heel gewoon.
Dat is dan spelen
met e- mailen.
Zo zijn we elke keer
stevig met de computer in de weer.
Soms kan je het ding niet meer zien,
dat veredelde schrijfmachine
(Wijs: O, kom er eens kijken)
O, kom er eens kijken,
wat ik met mijn computertje doe.
Leuk is 't om zo te spelen,
maar ik weet niet hoe.
Een beeldscherm en een toetsenbord,
een leraar die tevreden knort.
Hij vilt zijn cijfers rij na rij
en is nu nooit meer vrij.


O, kom er eens kijken,
Wat ik met mijn computertje doe.
Leuk is 't zo te spelen,
want ik weet nu hoe.
Je wordt Engelse lerares,
omdat je vak nooit gaat op de fles.
Frans geven is riskant,
want straks zetten ze je aan de kant.
Dan is Spaans ineens de tweede wereldtaal
en Duits, dat weten we allemaal,
spreek je alleen goed met een mond vol staal.
Soms denk je: “Waarom leren we geen Vlaams of Fries?
Dat zijn pas talen. Wie is daarvan nou vies?"
Maar die Engelse juffen,
dat zijn nooit nuffen.
Liever willen zij heel nonchalant
toch heel beschaafd overkomen.
Zij houden ook niet zo van zwetsen
en zullen niet gauw over mensen kletsen,
en vaak lijken zij koel, soms bij het ijzige af,
later sta je van ontdooide emotie paf.
Zij kunnen dan vreselijk fel uit hun slof schieten.
Voor de echte liefhebber is dat dan genieten.
Eerst ben je verbaasd
en zit je verdwaasd,
niet voorbereid op dit explosief moment.
Waar je voorheen met ijzige kalmte werd verwend,
zo'n dubbele bodem houd je alert en waakzaam,
want deze juffen zijn toch al niet zo spraakzaam.
Nee, to the point en graag wat humor op zijn tijd
en van een kritische opmerking krijgen ze nooit spijt.
Verder houden zij veel van stijl,
ook hun taalgebruik is ver boven Amsterdams peil.
Vaak zijn ze dus ronduit lief,
maar daarbij zeer conservatief.
Gewaagde moppen achten zij beneden hun niveau,
gemaakt erom lachen vinden zij zelfs zo zo.
een goed gesprek
vinden ze te gek.
Zelden zijn zij kwaad,
maar als 't er echt omgaat,
kunnen zij soms uit hun vel wel springen.
Vaak kunnen zij slecht zingen.
als moeder zijn ze liefdevol maar streng.
Nee, een Engelse juf is eigenlijk nooit een kreng.
mochten alle vakken zoals het Engels zijn,
dan was de school pas echt eens fijn.
(Wijs: Hey Jude)
Hey juf, don't make it bad.
take a sad child and make it better.
Remenber to let us into your heart,
then you can start to make it better.
Hey juf, don't afraid
You were made to teach us English here.
The minute you start your speaking voice
then you begin to make better,
And any time you teach us here.
Hey juf, be here, you carry the youth upon your shoulders.
and don't you know that it's just you, hey juf, youll do
the approvement you get is never a cold one.
Da da da da da da da

Hey juf, don't let me down.
You have taught us the language better.
Remember to let us into your heart.
Then you can start to make it better,
better, better, better, better, better
Oh da da da da da da da da da da da da
Hey juf.
The best of British betekent veel succes
en dat hoor je dan bij de Engelse les,
als je proefwerk of toets gaat maken.
Velen moeten dan zuchten slaken.
Ze raken zeer gestresst
en snel is het humeur verpest.
Hoe raakt nu zo'n Engelse juf haar stress kwijt.
Niet als zij wasgoed strijkt of televisie kijkt.
Nee, daar heeft men het volgende op gevonden.
Luister maar naar, wat wij zingen met onze monden.
(wijs: Zulu war chant)
Ik zit hier in de yogahouding
vandaar dat ik ook zelf niet zing.
Ik wil graag leren te ontspannen,
nadat ik voor de klas rondspring.
Als ik zo zit, mag ik niet meer denken.
U weet best wel, hoe zwaar dat is.
Ik zit hier dus energie te tanken.
na een uur ben je fris.



en hebt daarna totaal gen stress.
Straks ga ik zo voor de klas ook zitten.
Breng evenwicht tussen lichaam en geest,
Nooit horen kinderen mij vitten.
k Ben voor hen allen lief geweest.
Ha, ik ook hoppen,
ha, 'k vlieg door de lucht,
't Kost mij zo wel uren zitten.
Je wordt daarvan wel stijf in t gat.
kon ik de aardappels erbij pitten,
dan gebeude er nog wat.
Denkt u nog steeds: "Dat is voor mij iets.
Ga dan ook naar de yogales.
U denkt een uurlang lekker aan niets
en hebt totaal geen stress.
Daar leert u ontspannen.
Daar komt u tot rust.
(wijs: Zie ginds komt de stoomboot)
Zie ginds komt zijn opel uit Zuidhorn al aan.
Zijn trots is zijn opel. Hij slaat direct aan.
En dan mog dat kleurtje. Nooit zag je 'm zo groen.
Zie 't hem langs de wegen zonder opeltje doen.


Zijn vrouw sprak: Ga dan fietsen, dan pak ik die kar.
En hoe hij ook smeekte. Zij bleef toen heel star.
Dus zien wij hem rijden door weilanden groen
en kan 't pas op vrijdag in 't opeltje doen.
Zijn vrouw staat te lachen en roept hem blij toe.
"Mijn trots is mijn opel en jij bent te moe".
Hij zucht dan verdrietig en gaat naar de schuur
en bromt dan voorzichtig: "Zo'n auto is duur!
In zijn hele levenswandel
Geeft Vrolijk Duits en handel
als bebaarde rekel
had hij aan vergaderen al een hekel.
Hij begint na een half uur al te fantaseren over snert,
waarin hij dan ziet drijven een hele grote erwt.
die lacht hem grijnzend toe: "Je ziet hier nog een uur
en als je dan straks thuiskomt, sta ik niet op je vuur".
Boekbinden is zijn specialiteit.
Ook metselt hij in zijn vrije tijd
voor zijn open haard
is uw boom goud waard.

Als 't moet, komt hij die zelf wel kappen,
al zal hij niet zo snel meer happen.
Voor hem is op school de donderdag bedacht,
omdat dan wel de snert toelacht
en 't weekend komt met rasse schreden.
Er kan dus in 't opeltje worden gereden.

s Morgens is hij al zeer vroeg uit de veren
en mompelt dan: "Hij zal het ook nooit leren
dat verrekte gekraai van die Haan".
Straks zie ik hem weer tussen de palen staan,
tevreden grijnzend: "Ik heb die Vrolijk gewekt,
wat ben ik toch goed gebekt.
Nu kunnen wij weer fietsen gaan".
In Noordhorn ligt iedereen nog op een oor.
Slechts een grote bus komt de straat nog door.
Op het fietspad letten zij goed op de kuilen,
want voor je het weet zit je onder de builen.
Tachtig is prachtig op de Friese Straatweg,
maar dat fietspad, is dat er eigenlijk wel zeg?
Meestal zwijgen zij bij 't somber vooruitzicht naar wat zij vrezen.
Daar op school zullen wel weer lastige kinderen wezen.
Aan de overkant fietsen Katrien Sikkema en Antje Bakker.
Deze flinke dames zijn ook al een poosje wakker.
Zij zwaaien enthousiast gezeten op hun fiets.
Een lui handje zwaait terug, want men vindt het maar niets.
Vrolijk hoopt op een rustig begin van de morgen
en later een dag zonder veel kopzorgen,
maar eenmaal op school gearriveerd,
gaat het gauw verkeerd.
Daar is ook al de heer Dam
en dan gaat het Wham!
Er moet voor acht uur reeds worden gepauzeerd.
Dat betekent, dat er minimaal druk wordt geconverseerd.
Je mag dan niet gaan kopiëren,
of voor straks nog een lesje leren.
Nee, alle hands aan dek,
je gaat dan driftig aan de kwek
en terwijl Vrolijk nog zit te slapen,
de heer De Haan nog zit te gapen,
voert de heer Dam opgewekt het woord
em de stilte wordt vermoord.
En eindelijk a;ls om tien over acht de bel gaat
is het Vrolijk die als eerste staat.
Hij knikt en dankt de heer Dam voor deze pauze
En denkt: "Ik ben verlost nu van dit schnauzen,
en in de klas leest hij een stichtelijk woord,
waarbij geen speld meer wordt gehoord.
Een stilte om te beminnen,
eindelijk kan de dag beginnen,
(wijs: Toen onze mop een mopje was)
Waar Vrolijk hier decaan is,
Is het aardig om te zien,
Hoe wij onnoz'le blagen
hem geven werk voor tien.
Beroepje dit, beroepje dat,
welk schooltje moet het zijn?
t Is Vrolijk die dat zoeken moet
en meestal komt dat goed.

Waar Vrolijk hier decaan is,
is het aardig om te zien,
Dat wij in later dagen vinden:
Hij deed dat toch kien.
Dit beroep is goed
Dit beroep is goed,
Hij had het goed gezien.
Vrolijk wist, waar hij het zoeken moest
en krijgt van ons een tien.
 
(scene 4)
(leraar)
Peter van Vught, welk huiswerk hadden we vandaag op?
(leerling)
Meneer, we zijn nog niet wakker.
(leraar)
Ja, jullie niet, maar Peter wel. 
Die staat 's morgens om vijf uur al met de melkbussen te rammelen! 
Heb je nog een oude bus voor mij Peter voor oud en nieuw?

(Peter van der Vught)
Nee meneer, melkbussen die hebben we echt niet meer hoor. 
Daarvoor moet u in Staphorst wezen.
(wijs: All kind of everything)
Gabbers of Alto's, 't is niks voor mij.
Gewoon al puber zijn, maakt dat ik lijd.
Nooit een lach elke dag,
heel vaak ochtendziek.
Allerlei stemmingen
en heel soms een piek.
Summertime, wintertime
Spring and autumn too
Monday, Tuesday, ev'ry day
I think of school.
Australian and Nikes, doen er niet toe.
Gewoon al ouder zijn, maakt me zo moe.
Elke dag, dat niets mag.
Altijd weer die sleur
en ook mijn ouders
stel ik teleur.
Summertime, wintertime
Spring an autumn too
Seasons will never change,
the way that I hate school.
Vrienden, vriendinnen, ik hoor erg graag bij.
Lekker een puber zijn. 't Maakt mij ook blij.
Slappe lach, als 't niet mag
Vast ook in de les
maar al die proefwerken
zorgen voor stress.
Summertime, wintertime
Spring and autumn too
Monday, Tuesday, ev'ry day
naar die school.
Als ik wat ouder ben, kijk ik terug
op toen 'k nog puber was, wat ging dat vlug.
Vaak een lach elke dag
Zelden ochtendziek
Wel vaak wat stemmingen
en soms een piek.
Summertime, wintertime
Spring and autumn too
Monday, tuesday, ev' ry day
I think of school
Allerlei stemmingen remind me of you.
Wie ooit op school gezeten heeft,
die weet wel hoe een leerling leeft.
Je hebt dikke, je hebt dunne
ook die goed sporten kunnen.
Sommigen zijn vier jaar vreselijk lui,
anderen geven nooit de brui.


Je hebt er die nooit huiswerk maken
en dan een verzuchting moeten slaken,
wanneer de toets hen niet zo erg bevalt,
omdat hij weer eens veel te moeilijk is
en elke ouder kent gewis
Het kind dat altijd huiswerken maken moet
en dus weer eens niet de afwas doet.
Je hebt drukke, je hebt stille.
Je hebt er die graag eens gillen.
Je hebt er ook die heel lief kunnen zijn,
maar hun aantal is maar klein.
Sommigen kunnen verliefd zijn wel weken aan een stuk
en schrijven zich dan in de agenda en op briefjes een ongeluk.
U hebt vast wel eens per ongeluk in een dagboek gelezen
en toe gedacht: "Het zal je kind maar wezen".
Je hebt onruststokers
en tevreden rokers
tussen de lessen
staan ze wat te kletsen.
Zij krijgen last van hun bekje
en roken dan een shagje,
want zonder nicotine
kun je niks beginnen.
dus wordt er stevig aan zo'n peuk getrokken.
Het lijkt ook stoer en onverschrokken.
Je hebt zwijgers en die graag mogen praten gaan.
Zo heb je dus ook Willem de Haan,
want Willem gaat er veur.
Desnoods voert hij een gesprek met een deur.
Je ziet de leraar smachten,
als Willem in de gang hem staat op te wachten.
Hij begint steevast met:  Meneer, ............
en die denkt dan: 'Die Willem toch, verhip".
Soms maakt hij je wel eens verlegen,
want je komt hem ook wel eens tegen
en hebt dan eigenlijk geen tijd voor een gesprek
en kijk, dat vindt Willem nou weer gek.
Hij denkt: "Wie is er nou niet blij
met een goed gesprek met mij?"
Hij gaat dan onverstoorbaar door
en al zet je ook telkens je beentje voor.
Bij Willem is het gesprek pas afgelopen
als hij zelf gaat lopen.

Je hebt lelijke, je hebt knappe
of die onder de les een uiltje knappen.
Je hebt blonde, je hebt rooie
soms ook een hele mooie
maar een rooie die ook goed praten kan,
dan vraag je toch: "Hoe kan dat man?"
Wie droomt van kermisklanten voor het huis
en ziet de liefde niet zozeer als kruis,
maar juist als levenskunst.
Ik wed, dat u zegt:â"Och gunst.
Je bedoelt toch zeker niet
die altijd pratende griet
en niemand doet haar dat na.
Toch zeker niet Karin Wiersma?
(wijs: Vader Jakob)
Karin Wiersma
Karin Wiersma
Klets je nog?
Klets je nog?
Hoor die waterval eens
Hoor die waterval eens
Klits, klats, klets
 

Karin Wiersma
Karin Wiersma
Zit eens recht
Zit eens recht
Ga nu maar opletten,
Ga nu maar opletten
Klits, klats, klets
In het roddelcircuit gaat zelfs het gerucht,
dat het haar niet meer lukt
de lippen helemaal op elkaar te sluiten.
Kijk en dat vinden wij nu stuitend,
want ook wij houden van een goed gesprek,
maar niet meer te sluiten lippen wordt toch te gek.
Misschien dat het bij het kussen wel handig is,
maar Karin is toch zeker geen vis!
Verder mag ze heel graag sparen
zelfs de kauwgumpies van haar ex- geliefden kan zij nog bewaren.
Gedichten schrijft ze aan de lopende band
en ze gaan altijd over waar haar hart voor brandt,
want Karin is het soort wicht
dat vindt dat liefde bestaat, omdat zij erover dicht.
Onze leraressen
geven niet alleen lessen,
ze zitten ook wel eens samen te kletsen,
zoals de heren
op hun beurt zitten te oreren.
Ze voeren dan hun beroemde kabbelgesprekken.
voor een man zijn die gesprekken niet te volgen,
dus zit je erbij dan raak je verbolgen
en denkt: "Beheers ik het converseren nu al niet neer?"
en bij elk volgend gesprek krijg je dat gevoel dan weer.
Soms valt in zo'n gesprek plotseling een rust,
zodat je denkt: Hier raakt het gesprek uitgeblust.
Maar o wee, wat dan volgt, liegt er niet om.
Plotseling breekt er los een gegiechel. Ze laten zich volledig gaan
en dan is het met het gesprek eigenlijk gedaan,
Want eenmaal van zo'n giechelbui bekomen,
kan van een goed gesprek toch niets meer komen,
want zonder reden begint er een opnieuw te hikken,
waarna de dames weer in 't lachen bijna stikken.
Zij zitten op zo'n moment, aan bakvissen een ode
met zijn allen in een giechelperiode
en het vreemde eraan,
is dat ze er helemaal voor kunnen gaan.
Alles draait dan om het giechelmoment
en dan zijn ze helemaal present.
(wijs: O, kom er eens kijken)

O, kom er eens giech'len. 'k Heb zo'n zin in een beetje lol.
'k Lach mij de tranen, mijn ogen schieten vol.
Zo'n groepje dames bij elkaar
en dan zo lekker gieren maar.
Zelf knappen wij van t giech'len op,
ook al krijgen wij dan op de kop.
O, laat ons eens giech'len, 'k heb vaak zin in heel veel lol.
'k Lach mij de tranen, mijn ogen schieten vol.
(wijs: Allen die willen ter kape varen)
Allen die wilden naar Grijpskerk varen
mochten geen mannen met baarden zijn
Vrolijk, Van Dijk en weet ik veel.
Die hadden baarden,
Die hadden baarden
Vrolijk, Van Dijk en weet ik veel.
Die hadden baarden,
maar dat leek niet veel.
Allen die willen naar Grijpskerk varen,
moesten mannen met baarden zijn.
Alleen nog Postma verder geen.
Die heeft een baardje,
die heeft een baardje.
Alleen nog Postma verder geen.
Die heeft een baard,
maar 't is er maar een.


Bij Postma zit de wijsheid in de man
en zelden in de kan.
Zijn rode baard
maakt hem het aankijken waard.
Niet overal groeit het even hard bij 't klimmen van de jaren,
maar de erosie slaat ook toe door overmatig varen.
Hij voelt zich ieder uur
een man van de natuur.
Hij kan ook uren bomen, ja, zelfs ervan dromen.
Je had dat niet verwacht.
Ja, het is van de jacht,

Als laatste schakel in de voedselketen
wil hij zijn plek wel weten.
De jager streeft naar evenwicht:
Men neme dus zijn taak niet licht.
Daar waar dat even raakt verstoord,
heeft de jager dus het laatste woord.
Hij bevrijdt ons van een plaag der dieren,
die bezig zijn de natuur te verstieren.
Hij is de rechter der natuur
en verdedigt dus zijn ambt met vuur.
Zijn devies is: Nooit geschoten, altijd mis,
omdat het voor de natuur beter is.
Ik draag mijn jachtgeweer
met eer.
Ooit zal men met onverholen trots vermelden.
Postma is het, die de keten weer herstelde.
(wijs: In een groen, groen, groen, groen knollen, knollenland)
In een groen, groen, groen, groen knollen-, knollenland
Daar zat de heer Postma heel parmant
Hij droeg zijn groene, groene jagerspak
en liep ook rond op laarzen.
Toen kwam opeens een haasje, haasjesman.
Hij wilde toen gaan schieten,
maar toen sprak die haas: Mijn beste, beste man,
laat mij nog even genieten.
In een groen, groen, groen, groen knollen- , knollenland.
Daar zat de heer Postma heel onthutst.
Hij droeg zijn groene, groen jagerspak
en liep ook rond op laarzen.
Hij vroeg de haas: "Mijn beste, beste haas,
wie leerde jou dat praten? "
Een haas die sprak en schieten, schieten kon.
Hij kon het niet bevatten.
Toen kwam opeens de hazen, hazen vrouw.
Zij liep van ver te tieren.
Ze sprak: "Jij misselijke pazehaas.
Zit jij die jager weer te klieren!
Uit een groen, groen, groen, groen knollen-, knollenland.
Liep Postma weer naar huis toe.
Hij droeg zijn groene, groene jagerspak
en liep ook nog op laarzen.
Toen sprak zijn vrouw: 'Wat is er toch gebeurd?
Heb jij weer niets geschoten?
en dat heeft, heeft, men denken, denken kan,
haar toch wel erg verdroten.
Maar toen sprak die haas: "Mijn beste, beste man.
Ik kan het schieten toch ook laten".
In een groen, groen, groen, groen knollen- , knollenland
Daar zat de heer Postma, mond vol tand.

Wij vieren op school elk jaar Sinterklaas
en dan zijn wij leerlingen de baas.
Uit klas vier steken wij iemand in het park.
Anderen spelen zwarte Piet met zak
en die gaan dan op 5 december op de gang te keer
en doen de vierdeklassers elk jaar weer.
Sinterklaas wordt steeds weer anders ingehaald,
Soms met een opblaasboot, of er wordt een heus paard van stal gehaald.
Elke leraar krijgt van hem of haar5 een preek
en raakt daar dan behoorlijk van streek.
Soms moet hij lastige dingen doen
en je moet wel voor je goed fatsoen.
Zo werd Hovinga eens aan een stoel vast geketen
en zat hij de rest van de morgen wat te zweten.
Stoute kinderen krijgen wel eens op hun dak,
of verdwijnen voor een poosje in de zak.
Maar altijd is er een kadootje voor de docenten
die we betalen van onze eigen  centen.
Dit jaar zorgde Sint toch voor een stunt
Waarbij de aandacht aan Judith Bisschop werd gegund
Zij had zich eens bij economie verveeld
en toen maar eens met de gedachte gespeeld.
Wij gaan maar eens van Vrolijk zijn zitvlak jureren".
En zij deed, dat toen ook direct maar van de andere heren.
Zij kende Vrolijk toe de eerste prijs,
maar raakte totaal van de wijs,
Toen zij bij Sint hun kennis mocht demonstreren gaan,
waarbij haar een blinddoek werd omgedaan.
Zij mochten toen aaien de zitvlakken van Vrolijk en wat opgeschoten knapen,
maar moest wel daarvoor al haar moed toen bij elkaar rapen.
Ze wist feilloos welke toen de mooiste was,
maar was met die stunt niet in haar sas.
Judith liep na afloop wat beschaamd in t rond
en siste kwaad: "Zeg tegen mij nooit kont".
(wijs: O, kom er eens kijken)

O, kom er eens kijken wie dit jaar Sint- Nicolaas is?
Het was Angeliekje, dus dat was lang niet mis.
Een Sinterklaas met roestbruin haar.
Ze had ook snel haar woordje klaar.
Zij was een kalme Sinterklaas
En iedereen de baas
O, kom er eens kijken wie dit jaar Sint- Nicolaas is
"t Was die Angeliekje, dus dat was niet mis.
We hebben op school zo'n negen klassen.
Daarin zitten allerlei merkwaardige gasten.
Er zitten erin die altijd te laat komen,
of die de hele lessen van de liefde dromen.
Of die een hond hebben die hun boek opeet.
Er zijn verwoede paardrijders onder de meiden.
Je hebt er die erg onder pukkels of gewicht lijden.
Je hebt drukke en bedaarde
Soms een enkele bejaarde.
Die denken dan al dat ze volwassen zijn
en vinden hun klasgenoten maar klein
en dat zit dan allemaal bij elkaar in een klas.
Ze komen op school met een dikke tas.
Daar zitten altijd de verkeerde boeken en schriften in.
Meestal hadden ze dan de dag ervoor aan huiswerk maken geen zin.
Je hebt klassen die heel rustig binnenkomen en gaan zitten.
Je hebt ook hele drukke, waarin ieder op elkaar zit te vitten.
Je hebt goede klassen. Die hard kunnen werken.
Soms heb je er een met alleen maar vlerken.


Zo heb je ook 2b/c
Vaak denkt men: "Weg ermee".
Ze hebben al moeite om binnen te komen.
Ze zijn daarin hele slome.
Ze staan wat te loeren op de gang
of jagen daar iemand op stang.
Ze doen net of ze vreselijk moeten plassen
en staan dan minutenlang hun handen nog te wassen.
Door het raam kijken ze dan in het lokaal
en zien dan: Hé, ze zijn er nog niet allemaal!"
Als de leraar hen eindelijk naar binnen heeft gekregen,
geeft hij ze eerst maar eens flink de zegen:
"Boeken op tafel en schriften open
en ga dit vooral goed in je oren knopen.
De les is er niet om maar wat dom rond te lopen".
En dan zie je ze allemaal zitten.
Trudy hangt als het kan het hele uur
populair achteruit tegen de muur.
Zij zit weer eens op twee poten van de stoel te wippen
en Willem de Haan steekt van wal over zijn kippen.
Josca Walda wil persé een gedicht voorlezen.
Het zal wel weer heel beledigend wezen.
Jolanda Wobbes dicht zelfs over lantaarnpalen
en Boy Dijkstra zit achterin de klas te balen.
Hij heeft zojuist een band geplakt,
maar die is als een pudding weer ingezakt.
Peter van der Vught
maakt geen gerucht.

Hij zit van Staphorst wat te dromen:
"Zal ik als boer daar ooit nog komen?
Daar hebben ze nog echte melkbussen op een rij.
Ik wil een auto uit de staatsloterij erbij".
Plots springt hij uit zijn bank en begint verwoed te swingen.
Zelfs Dennis begint automatisch, wat met hem mee te zingen.
Jasper vertelt een grap, die hij alleen begrijpt,
Waarna Leo verontwaardigd en boos ingrijpt:
"Dat goort niet zo in de les van meneer De Gaan.
Goud je stil of ga gier vandaan.
Goren, zien en zwijgen". Dat is zijn devies,
van een echte Ga is hij niet vies.
Tessa Buikema en Jannie Kobes doen stiekem, kruisje en nulletje.
Allen Tine Veenstra gedraagt zich als een sulletje.
haar achterwerk doet nog zeer van 't steigeren van het paard.
Zij krijgt van al die drukte op 't ogenblik een staart.
"Alleen ik zwoeg",
denkt Klaas van der Ploeg.
Zelfs die Laurens van der Zee
doet aan de drukte mee.
Hij staat Peter te imiteren,
maar zal het nooit eens leren.
"En nu is het gedaan!"
roept Marijke de Haan.
"Wij moeten werken gaan!"
Willem schrikt en gaat met zijn kippen op stok.
Trudy schiet recht op haar stoel, want ze schrok.
Josca gaat ineens verschrikkelijk, vreselijk opletten.
Tessa wil gauw haar bril opzetten.
Dennis kijkt nog even snel grijnzend achterom.
Jasper lacht zich in zijn vuistje krom.
Leo denkt aan zijn papegaai.
"Goor dat nou eens, alweer een De Gaan.
Deze gier geeft zeker de broek aan?"
Peter geeft Boy nog gauw een aai langs de kop.

Jolanda schrijft nog gauw een dichtregel op.
Tine denkt: "Nu wordt het echt grinniken,
ik ga hier even hinniken".
maar Marijke de Haan
kijkt haar vernietigend aan.
en dan is het gedaan.
Het woord is aan meneer De Haan.
eindelijk kan de les beginnen.
Er hangt een stilte om te beminnen.
Soms is 2 b/c
ook OK





Tekenen krijgen we van juf Katerberg
en dat vinden we helemaal niet erg.

Elke keer
treffen wij een goede sfeer,
want als geen ander weet zij met stoere heren om te gaan,
daarmee heeft zij inmiddels heel wat ervaring opgedaan.
Voetbalschoenen poetste zij rij na rij
en in het weekend kwam daar veel was bij.
Vuile voetbalbroeken, -shirts, en -kousen,
want de heren gaan op zaterdag rauzen.
Overal in de provincie staan de noppen in het veld,
maar het aantal wedstrijden heeft zij nooit geteld.
Tenslotte heeft ze een der mannen
naar een booreiland verbannen.
Daar kan hij het smerig maken
voorlopig staken.
De ander nam voor haar waar het koken,
toen plots de oudste onrust kwam stoken.
Hij wilde wel een berg beklimmen gaan.
Dus sprak zij: "Doe dat maar op de maan.
Je bent ook niet de jongste meer,
Wordt nu maar eens een heer".
Al voor dit geluid kon verstommen,
was de eerste berg al beklommen.
Vind je het erg",
sprak pa Katerberg.
"Dit smaakt naar meer.
We gaan nog naar meer.
We gaan nog eens weer.
Compleet met touwen, haken en katrollen
gingen de Katerbergen met bergen dollen.

Terwijl heel 't Alpenland onder hun voeten dreunde.,
Zat mevrouw Katerberg in huis en kreunde:
"Wat moet ik toch beginnen,
als zij de Mount Everest willen beklimmen?
Zover is het gelukkig nog niet gekomen.
Het blijft nog wat bij dromen.
Straks als het nieuw gemeentehuis is afgebouwd,
wordt hen een der muren als klimmuur toevertrouwd.
Men kan dan van het verre einde en het westen
hen bezig zien die muur daar uit te testen.
De brandweer heeft het vangnet steeds paraat,
zodat het straks toch heel wat kalmer gaat.
(wijs: het smurfenlied)
Waar komen jullie toch vandaan?
Wij zijn even klimmen gaan,
Hebben jullie ook een pikhouweel?
Ja, daar werken wij mee veel.
Doen jullie iets wat wij niet durven?
Ja, want wij zijn dus bergsmurfen.
Gebruiken jullie ook een touw?
Ja, dat moet wel van mijn vrouw.
Zijn jullie ook bang om uit te glijden?
Nee, echt niet, wij zijn geen meiden.
Hebben jullie veiligheidsklemmen?
Ja, dat is om de val te remmen.
Zijn jullie op zon berg ook bang?
Nee wij niet, we zijn een man.
Krijgen jullie van t klimmen ook een kik?
Nee, maar we kennen wel de hik.
Zijn jullie wel eens uitgegleden?
Nee, want we klimmen niet naar beneden.
Poten jullie op de top een vlag?
Ja, als het van ons moeders mag.
Gaan jullie op de top ook slapen?
Nee, want je kunt daar zelfs niet gapen.
Hebben jullie ook een zuurstoffles?
Ja natuurlijk, reken maar van yes.
La, la, la, la, la, la, la, la, enz.
(wijs: In Holland staat een huis)
 '

Van Dijk geeft ons muziek
Van Dijk geeft ons muziek
Van Dijk geeft ons muziek, ja, ja
Van je singele, singele hopsasa.
Hij toetert erop los
en wij, wij zijn de klos.
Van Dijk had ooit een snor
Van Dijk had ooit een snor.
Daar kwamen al die noten uit
Van je singele, singele hopsasa.
Hij had ook nog een baard,
maar die was helaas niks waard,
Hij houdt wel van de jeugd
en wat hem zeer verheugt,
hijzelf heeft soms een tweede,
ook een derde later ziet hij best wel zitten.
Dat is ook beter dan zitten pitten.
Zo is hij weer in het eerste gaan spelen als veteraan,
want zonder hem is 't gedaan.
Men verloor alle wedstrijden op een rij
met hem er niet bij.

Nu ligt hij de rest van 't weekend op apegapen,
kan van de spierpijn bijna niet eens slapen.
Tot woensdag loopt hij kreupel van huis naar wagen
en kan er dan net in slagen
een lokaal te bereiken, waar een stoel uitkomst biedt
Tot hij 's avonds die bal weer ziet bij het trainen.
Zijn enkels doen ineens geen pijn meer, noch zijn schenen.
Alle pijntjes zijn vergeten. Zijn benen zijn niet zuur.
Voor voetballers bestaat geen ontwenningskuur.
Liever half geradbraakt door het leven gaan,
dan dat het met voetballen is gedaan.
(wijs: Ik trek mijn wandelschoenen aan)
Ik trek mijn voetbalschoenen aan en speel bij weer en wind.
Ik weet nog niet van stoppen man. Ik ben daarin een kind.
Falderie, faldera, falderie, faldera-ha- ha- ha- ha
Falderie, faldera, ja, ik ben daarin een kind.
Ik mag zo graag eens blazen gaan en blaas bij weer en wind.
Ik blaas ook dan mijn longen leeg. Ik ben daarin een kind.
Falderie, faldera, falderie, faldera-ha- ha- ha- ha- ha
Falderie, falderal, ja, ik ben daarin een kind.

Zo'n blaaskapel daar houd ik van. Ik zwaai bij weer en wind.
En houd die meute in 't gareel, genietend als een kind.
Falderie, faldera, falderie, faldera- ha- ha- ha- ha- ha
Falderie. Faldera, ja, ik ben daarin een kind.
(wijs: Zuiderzeeballade)
Wat u ziet, dat zijn de jochies van de mavo uit Grijpskerk
Ja, wij zijn die kleine jochies.
Je ziet ons op de fiets aan ’t werk.
Daar is de mavo. Daar is ’t gebouwtje,
waar je altijd leren moet van vroeg tot laat.
en als je klaar bent, ga je weer naar moe toe
met heel veel huiswerk op en een duffe kop.
En van al dat geleer staat je kop gauw verkeerd

't Leren hangt je meters uit de keel.
Maar 't is voor later, voor als je groot bent,
voor als je werken moet voor vrouw en kind.
En van dat geleer staat je kop gauw verkeerd.
't Leren hangt je meters uit de keel.
Maar 't is voor later, voor als je groot bent,
voor als je werken moet voor vrouw en kind.
Dit was dan het eind van ons verhaal.
Soms was het wel een groot kabaal.
Misschien denkt Hovinga:
"Dit doe ik maar niet na
Hier wordt iedereen in de maling genomen,
Daar kun je toch niet mee naar buiten komen.
Ik sta hier zeker in mijn hemd
en nog wel met die tekst van Bügjen fremd.
Dus ben ik als omverzettelijke Fries
van buigen vies,
dan moet ik maar wat klappen.
Men zal dat toch wel snappen".
Vrolijk weet niet wat hij wil:
Pils of snert of boerenkool.
Kolp denkt na al dit gesnerp
Heel scherp aan pool en min pool.
Vanavond hoefde hij geen ouder onder stroom te zetten,
dus kon hij op de teksten beter letten.
"Een hoop gezwam en enig to the point", vindt hij.
"Alleen bij een toneelstuk ben ik er volgend jaar nog bij".
De heer De Haan kijkt geen leerling meer aan.
Nog steeds kan hij niet kraaien gaan.
Hij zit alweer te gapen,
zou niets liever doen dan slapen.
Hij droomt dan van rijmende zinnen,
waarmee hij een nieuwe revue kan beginnen

Juf Meijer vond dit maar een dom geëmmer.
Postma kriebelt bedaard
wat in zijn baard
Hij denkt: "Ik zie meer in de jacht
en hul mij dan in groene pracht
Om 't milieu in evenwicht te houden
Schenk ons jagers toch vertrouwen".
De heer Juk droomt van sneeuwitte bergen en varkensmesterijen
en bromt: "Ik houd niet zo van deze pesterijen.
De heer Juk vond dit ook een zware wijk.
"Men gooit hier maar met modder en met slijk.
Juf Makkink denkt: "Nou, een Engelse juf
is gelukkig geen nuf!"
De heer Kolp wil voor half elf naar huis,
want daarna is het hier niet pluis.
Juf Den Arend
zit hier starend.
Houdt wel van wat cabaret,
maar dit was behoorlijk pet
en ook zeer verkeerd,
Zij houdt meer van gestileerd.
Vaak zou het veel beschaafder moeten wezen.
Thuis zal zij nog veel Libelles moeten lezen,
Folkersma zit op hete kolen,
Zit hier allen voor zijn fatsoen
met zijn hondenschepje dolen
en dan fijn behoefte doen.
Dat oefent uit aantrekkingskracht.
Je hoort hem kreunen zacht.
En zie Nauta en Trinh denken:
"Hoe komen wij hier snel vandaan?
Misschien zitten zij nu al te pruimen,
Moeten wij hier nu ook gaan opruimen?
De heer Dam vond alleen de pauze leuk.
Hij dacht toen ook: "Nu gaat erin de beuk.
Ik vertel alle grappen uit de krant,
als 't moet uit de tweede Hand.
Al mijn pauzes zullen lila wezen.
Nu kan ik weer naar huis toe racen.
Een paar grappen heb ik nog gauw opgeschreven.
Het vrouwtje zal straks nog wat beleven".
De heer Smits heeft van het pianospelen stijve vingers,
Maar denkt: "Straks ga ik lekker toch naar ding".
Karin Wiersma denkt: "Hé, is 't nu al klaar
En ik heb nog niets gezegd daar.
Minimaal had ik op het podium ertussen moeten kletsen.
Nu kan ik thuis nog weer eens uitgebreid gaan zwetsen.
Zo kom ik nooit aan rust toe
en ik ben al zo moe".
Juf Meijer gaat weer fijn naar haar ranch
en naar de koters en naar Hanch.
Zij denkt: : 'Ik heb nog maar een wens
twintig politieauto's achter me aan.
dan zal her er om spannen gaan.
Dat is pas het ware wilde westen.
Ik moet mezelf nodig weer eens testen.
De heer Folkersma staat al met zijn hondenschepje klaar.
Hij denkt: "Als ik te laat kom, doe ik het zelf maar".
(wijs: Hé Pippie Langkous)
'k Leer een jaar of vier wiedewiet, dat is wel even.
'k Richt mijn wereld in wiedewiet naar leraars zin.
Hai mavoleerling, tolerie. tolera, tolehopsasa
Hai mavoleerling, ik heb het naar de zin.


Ik ga naar school temidden van de wei mijn huiswerkboekje vol,
en ben gewoon maar heel graag vrij.
Ik ga naar school, waar ik zoveel dingen leer,
mijn tas die staat dan bol,
Maar toch kom ik daar telkens weer.
Hai mavoleerling,
Tolerie, tolera, tolehopsasa
Hai mavoleerling,
Zing mij dat nu maar na.
Ik werk me blauw
temidden van de wei
Mijn kop met woorden vol,
maar ik ben toch maar het liefste vrij.
Ik ga naar school,
waar ik soms toch zo van baal.
Dat weet u allemaal,
wij hebben toch zo'n pest aan taal.
Hai mavoleerling,
Tolerie, tolera, tolehopsasa
Hai mavoleerling
Ik heb het naar de zin.
(wijs: 't kleine café aan de haven)

Zo aan het eind van ons lied brengen wij nu een groet allemaal.
Wij zongen ons schor en schraapten de keel en maakten soms veel kabaal.
Het is nu voorbij. 
Dat maakt ons wel blij. 
We kunnen nu drinken gaan.
En mocht u soms denken: 
Ik sta er mooi op. 
U weet,wie het heeft gedaan.
Daar op die kleine school in Grijpskerk.
Daar zijn de mensen gelijk en tevree.
Daar op die kleine school in Grijpskerk.
Daar tel je, wie je ook bent altijd mee.



Via de links kom je ook in mijn andere sites

Het werk van de Hanen
De tekeningen van Folkert, Jan Thijs, Marthijs, Lianne en beeldhouwwerk van Thijs Teunis de Haan
Site:
DE HANEN
JONGE HAAN
THIJS TEUNIS DE HAAN
MARINUS THIJS DE HAAN
CLASINA HELEANNE MARGRIET DE HAAN

MAANDBOEK VAN JAN THIJS DE HAAN
Het verslag per maand gemaakt.
Site:
MAANDBOEK


MASTERBOKKE WERK van JAN FOLKERTS DE HAAN
De boeken en de journalistieke uitgaven van Jan Folkerts de Haan
Site:
MASTERBOKKE

WERK van FOLKERT JANS DE HAAN
Houtsnijwerk, tekeningen en teksten
Site:
FOLKERTDEHAAN


NOORDHORN



Geen opmerkingen:

Een reactie posten