zaterdag 21 januari 2012

OVERSTRUCTUREN





Over- STRUCTUREN



Overstructurering

Onderwijskundigen geven zelf geen les.
Dus gaat het onderwijs niet door hen op de fles.
Maar zeg dat maar niet hardop,
Want je krijgt de kous op de kop,
Er is immers  slechts in benadering een verschil:
De ene zegt wat de ander niet wil,
Omdat het vroeger al eens zo is geprobeerd,
En toen bleek het al geen stuiver weert.
Want een structuur veranderen kan ik ook.
Maar is dat nou voor onderwijs een versnellingpook?
Mijn probleem is, hoe werken die radertjes bij mijn pupillen,
Hoe kan ik van daaruit hun hoger naar kennis stillen?
Want leg ik iets uit, dan snappen ze soms geen fluit.
En dan sta ik paf,
En vraag me af
Hoe komt het dan eigenlijk over wat ik zeg.
Zelfs als ik in het uitleggen hart en ziel leg.
Vaak denk ik dat ze iets wel weten,
Nou dat kun je wel vergeten.
Hele gewone dingen voor mij,
Zijn voor hen juist rijstebrij,
Kijk daar ben ik nieuwsgierig naar
Hoe zit dan dat computertje in elkaar.
Wat voor ontwikkeling zit daarin,
Dat te weten dat heeft zin.
De rest is slap geouwehoer
En lijkt alleen maar stoer.


Structuurveranderingen gaan om de hete brij
En brengen er alleen veel onzinnig werk bij.
Nog verder raak je van het goede pad
Dus word je die structuurtjes zat.
Hier, meneer, een prachtig differentiatiemodel
Past die leerling niet of die past die wel.
Ik druk hem dan een stempel op zijn kop,
Waarna ik hem in het bijbehorende vakje stop.
En kom daar eens uit
Jij hard studerende guit.
Want hoe en waarom jij het doet verkeerd,
Dat hebben wij schoolfrikken maar amper geleerd.
Wij experimenteren daar wat mee.
Zijn in ons hart toch niet tevree,
Werken meestal maar naar een gemiddelde toe
Zelfs we differentiëren worden we daarvan niet moe.
Wij hebben ons dat aangewend om niet te moeten individualiseren.
Want ergens moet je ze toch vergelijken al die dames en die heren,
Dus of je nu zegt: jij bent een negen of een zeven of een acht
of had je soms meer dan een c- of d- niveautje verwacht
Of vakje lbo, naast mavo, havo of nog minder
Wie heeft daarvan nog minder?
Wie zegt nou later in de maatschappij
Hoera, we hebben weer een negen erbij.
Kijk, dat bedoek ik nou met structuurgedoe
En daarom word ik daarvan zo moe,
Want is het nu mammoet of middenschool
Of een tussenvorm, het is toch je reinste apekool.
Het zijn verbloemende structuren
En dus maar koffiedik turen.

Dat echte persoonsbenadering: “lehren”
Ja hoor, in deze tijd
Prima voor de werkgelegenheid.
Maar kom tussen structurenbroddelwerk
Toch eens, wees nu eens ster,
In dat praktijkveld vragen,
Waar zit nou dat echte onbehagen?
Wat valt er echt voor u te doen
En hoe kregen we dat onderwijs wat in de fatsoen.
Dat knabbelen aan de periferie
Is wat ik nu al zo lang hier zie.
Want toetsen maken kan ik ook en groepjes,
 maar doen we het beter dan in de tijd van Poepjes?

Sikje Neur

(Poepjes was een inspecteur bij het onderwijs. ((redactie))
(1985 Dik en Dun, schoolkrant mavo Noordhorn)
(Het verhaal past nog helemaal in 2008)










































zaterdag 14 januari 2012

OVER DIK EN DUN

PARABEL

Er was een leerling, die trouw zijn huiswerk maakte. Zijn arbeid was zeer zwaar en hij arbeidde veel, doch zijn resultaten waren gering en tevreden was hij niet. Hij zuchtte omdat zijn arbeid zwaar was. En hij riep:

“Och, dat ik rijk ware om te rusten bij een zwembad op een luchtbed”.
 En er kwam een fee, zo maar, die zei:

“U zij, gelijk, gij gezegd hebt”.

En hij was rijk. En hij rustte op een luchtbed en het water van het zwembad was warm. En hij rustte veel en had alleen vrienden die op zijn geld afkwamen, doch de verveling kwam al spoedig en tevreden was hij niet. Hij zuchtte, omdat hij het luieren zat was. En hij riep:

 “Och, dat ik een tennisprof was om bejubeld te worden op een centrecourt en de wereld af te reizen”.
En er kwam een fee, zo maar die zei:

“U zij, gelijk, gij gezegd hebt”.

En hij werd tennisprof. En hij speelde zijn toernooien en reisde de aardkloot af. En hij zag de wereld in alle hoeken en gaten. Doch spoedig sloeg de eenzaamheid toe, toen het besef kwam dat de mens alleen maar de overwinnaar bejubelt, terwijl hij af en toe mensen trof met een normaal vredige gezinsleven. Hij zuchtte, omdat zijn eenzaamheid groot was. En hij riep:

“Och. dat ik een gezin had met opgroeiende kinderen".
 En er kwam een fee, zo maar, die zei:

 “U zij, gelijk gij gezegd hebt”.

En hij was vader en echtgenoot. De kinderen gingen naar school en kwamen met huiswerk terug. En spoedig leek hij hen niet te kunnen bijbenen. Zij lachten hem uit en vertelden elkaar: “Onze vader weet niet veel. Hij heeft weinig geleerd”. En hun spottende blik deed hem. Hij schaamde zich. Hij zuchtte, omdat zijn lot niet verbeterd was. En hij riep:

“Och, dat ik nog een leerling was, om op school te werken als een paard, zodat mij dit lot later wordt bespaard”. 
En er kwam een fee, zo maar , die zei:

“U zij, gelijk gij gezegd hebt”.

En hij was weer een leerling en tevreden met zijn lot.

Seikje Boes
(Vrij naar de parabel van de steenhouwer van Multatuli)



Eerste middelbare schooldag
acht lokalen
180 leerlingen
18 leraren
en ik

DE LES

De klas komt binnen bij de leraar Nederland. 
“Gaan jullie allemaal zitten -  
ja, jij ook. 
Hoe heet je ook al weer? 
Juist ja, Matter. 
Precies _ 
Stil, je moet je mond houden, als je tegen me praat. 
Wie zijn er absent? 
Steek je vinger eens op _ 
Juist. 
Nu, waar waren we ook weer gebleven? 
O ja, bij _ 
Henk, doe die zonnewering eens beneden _
het middeleeuwse verhaal Van Den Vos Reinaarde – 
zonder lawaai Henk! – 
Reinaart heeft bijzonder veel op zijn kerfstok – 
Piet zit niet te draaien – 
vooral het gezin van Canteclaer de Haan heeft het moeten ontgelden. 
Dochter Coppe –
O ja,dat schiet me ineens te binnen, er zijn twee nieuwe leerlingen bij gekomen. 
Steken jullie de vinger eens op. 
Hoe heet je? 
Kees de Wit. 
En jij, Frans de Wit.
Zijn jullie broers? 
Kees, hoe oud ben je? 
13. en jij Frans? 
Ook 13. 
Dan zijn jullie zeker tweelingen. 
Juist. 
Waar ben je geweest Kees? 
In Almelo, en jij Frans? 
Ook in Almelo? 
Wat grappig. – 
Nou ik ga verder. 
Coppe is door Reinaart de Vos doodgebeten en wordt op de hofdag het bos binnengedragen – 
dat gezeur begint me te vervelen, Peter! - 
Op enen Tsibksendag – 
Matter, als je nu niet oplet, stuur ik je eruit – 
dus Pinksterdag. 
Koning Nobel de leeuw houdt hof- 
Geef dat elastiekje nou maar hier, kinderachtig gedoe – 
om recht te spreken over – 
tas van de bank Annie, dat weet je nu zo langzamerhand wel – 
Reinaart. 
Er zijn veel meer dieren die Reinaart aanklagen, zoals Courtoys de hond en Isengrin – 
zit niet naar buiten te kijken Marijke – 
de wolf, Koning Nobel is er flauw van en vindt dat – 
Matter, zit niet zo dom te grijzen – 
Reijnaart moet zich verantwoorden. 
Bruun de – 
Keizer, kom na de les maar bij me, je weet best dat je onder mijn les geen ander vak mag doen. Beer moet hem naar het hof brengen. 
Reinaart begroet hem vriendelijk en gaat met hem richting hof. 
Onderweg begint hij een gesprek over honing. 
Met belangstelling luistert – 
Anja, als je steeds zo moet hoesten, gebruik dan je zakdoek – 
luistert Bruun, terwijl het water hem om de mond loopt. 
De honingplek is op het erf van de timmerman Lamfroit. 
Beide dieren besluiten – 
wie zit daar net propjes te gooien – 
daar even langs te gaan. 
De honing zit in een half gespleten boomstam. 
Bruun zegt – 
Doe dat nog eens kwajongen –
ik steek mijn kop erin en jij houdt de – 
Sufferd, wat doe je hier, je hoort op een kleuterschool- 
wacht. 
Bruun steekt de kop tussen de wiggen en Reinaart trekt deze – 
dit wordt me te erg, dat geklets, ik kan mijn eigen woorden niet verstaan. 
De Vries, pak je tas en verdwijn en als je de volgende les niet precies kunt navertellen, wat ik dit uur heb behandeld, dan zwaait er wat voor je!
De bel gaat………..

John Alcock





Rijmpjes uit het Westerkwartier

Brij, brij, brij
Achttien moal ien e wek
En aaltie glieke nij

(Men at hier drie keer per dag pap)

Niekerk ien en ’t Faon weer uut (grote steek bij ’t naaien)

Oldehove met zijn stompe toren.
Daar heeft de koster zijn vrouw verloren.
Niehove is een plaatsje kogelrond.
Daar lopen de neisjes kakelbont.
Saaksum is een moddergat.
Ezinge is een schone stad.
Feerwerd is een kraaiennest.
In Garnwerd is de gort het best.

Nijziel

Nijzielster katten
springen over hoezen
vangen de moezen
bie honderd en doezend
bakken ze in de pan
moaken dr ’n lekker moaltje van.

Ezinge

Anerkaantdaipster poepen
luzzen gain zoepen
luzzen gain brij
doar komen ze van ien schierij.

Enumatil

Ijmmtl
doar kiekn ze gril
doar is gain kerk of toorn
en as de twaalfuur snik ankomt,
dan blast de jong op ’t hoorn

'n Gruupskerker kopke (kopje thee of koffie, dat zuinig ingeschonken is)




A Fairy tale

The story of the goldfish and the fairy.

Once upon a time there was a beautiful long- and blondhaired fairy ,who married a good looking young man. His father was a mayor and he himself liked to dig in human social relations. 
His father allowed him to dig, because he caused no trouble, grace to his left sympathies, which however never brought him at the bottom of this ideas and her secrets.
He decided to have a heard grown to compensate this handicap and succeeded in marrying the leader of a female gang: 
“Back to the middle ages, when women ruled the world ”.
His lack of real knowledge and her bad timing of changing to the world, gave them a fine start. 
They lived in a dwelling in the slums of a big city. In order to be able to study more intensively the rules and the habits of  common life of the common man. 
After this, the mayorson decided to make a comperative study of life in the slums and that of the suburbs. 
He had discovered that this way of participant observation improved his knowledge of the common man. 
Till then he could not have noticed the witchcraft of his wife, because she behaved so well, as only schoolmasters can do better.

Our fairy made a intensive study of the feministic ideas. 
She read the books of Jo vanDorp- Ypma,  Nax de Lange-Praamsma and Annie Oosterbroek-Dutschun, famous women libs from Holland.
Because her husband liked to live an equal terms with the people that surrounded him, he thought it wisely to use a car that seemed you be bought after a crazy race.
He did not know that his wife was able to change the car in beautiful cars like a Datsun, s Landrover and so on. 
Just like she wished them to be. 
The second thing he did not know where her regular meetings with a group of suspect artists like: 
J.S. Bach, F. Alcock, F. Alcock, the free masonry B.Gay, the Potter, T. Season,and other notorious people. On this this trips she used witchcraft to be able to drive in better cars. 
One day however she discovered that witchcraft could leave her at full moon. 
The landrover changed into the wreck her husband brought and the police did not accept her driving this car. Her husband laughed when she was brought home by them. 
But he still knew nothing the dark side of his wife. 
One day they decided to move out of the suburbs, because the beard of the mayorson turned into grey one. The people around him began to look upon him as a lost goeroe. 
So they moved into the country where suspect people are accepted like cows in the meadows. 
There they started the fundamentalistic movement to the right 
(N.F.M.H.) 
He bought a railway- yard, a video-recorder, a photo-camera and other luxurious things, to make the movement go, and exactly those things he had condemned in his former life. 
He intended to buy a parrot, but his wife said: 
”I object, you already your parrot, because you are always tell the joke of the priest and the lightning. 
He found no argument against it 
(he had however tried to tell other jokes but nobody grasped any other joke than the one about the priest) He decided to buy some goldfishes and put them into the pond, he dig with his own hands (very fundamentalistic)

When time passed our fairy noticed that her husband fell more and more in love with the fishes and that she began to lose her grip on him. 
She became very jealous and could not tolerate this development, but she did not like to bring him back on his knees by witchcraft. 
But finally she lost the struggle with her aggressive thoughts towards the fishes. 
At last she looked upon them as if they were the Russians themselves who had infiltrated their free fundamentalistic world, trying to break down the fundamentalistic movement to the right. 
She decided to put an end to this in one blow. 
One night ,when the sky was clowded ,she used her witchcraft and turned herself into a heron. 
She flew over the pond and starved, “Hurray”, she screamed and took dive into the pond. 
That moment her husband arrived to feed his worshipped goldfishes.  
He saw the big beard tearing his pets apart.
He stiffened, his eyes were rolling up and down, but he was net able to say or to do anything at all.
Than suddenly like a lightning the clowns vanished out of the skies. 
Full moon was there, shining brightly in all its glamour and threw a big light on the pond. 
His teeth were grinding. 
The bird was eating, but now suddenly changed into a female figure, blond haired. 
He could no believe his eyes.
But before he could do or say anything the female figure took a kind of magic wand and changed him into a parrot.

From that moment he could only stammer the word:


BEA

 (because he could not pronounce the –o-)

Uit: Door Dik en Dun.
Schoolkrant van Noordhorn


Een eenvoudige Overijsselse jongen
mag samen met zijn zuster, die in een deftig gezin dienstmeisje is, dineren bij de familie ter gelegenheid van haar verjaardag

"Denk er goed om. 
Eet niet teveel. 
Dat is niet netjes. 
En als ze aandringen, dan zeg je: 
Ik heb mijn competenze portie gehad. 
De erom als je zo ver bent leg je de beentjes net op de tafel en niet op de grond!"
IWAN DORST uit Overijssel

Aldus geïnstrueerd door zijn zuster beginnen zij vol vertrouwen aan het diner. Broer houdt zich aan de afspraak, stopt op tijd met eten.
De gastheer vraagt hem beleefd nog iets tot zich te nemen. Broerlief antwoordt hem :

“Nee, dank u ik heb de kont en de penze vol”.

Waarna hij beide benen op tafel legt, en triomfantelijk naar zijn zuster kijkt.




Een romantische leerling..........

De meest romantische leerlinge van onze school is weer uit haar slof geschoten (niet in de slaapzak).
De maan scheen helder, dus ze kon er weer wat van.
Het begon als strafwerk:
Schrijf jij maar iets over je eerste liefde, want je zit steeds te kletsen.
Goede raad was duur.
Zelfs deze romantica in harte nieren brak het angstzweet uit bij het vernemen van deze opdracht.
Haar diepste hartsgeheimen blootgeven.
Het was  vooral het dreigement:

 “Het komt in de schoolkrant”,

dat haar ten einde raad deed vluchten naar haar klassenlerares.
Deze tactica had onmiddellijk een oplossing bij de hand (zeker  ervaring op dit gebied)

"Is dat je probleem? 
Zal ik je eens vertellen wie mijn eerste liefde was?" 

Onze romantica hing uiteraard reeds aan haar lippen en was haar eigen rood vergeten.

”Nee, wie dan?

“Mijn moeder”

Dit sloeg in als een bom.
Dit was de oplossing die eindeloze perspectieven bood.
Zo iets neutraals kon ook zij wel bedenken.

Opgelucht vertrok zij naar huis, maakte eerst haar huiswerk af en schreef toen in het donker bij een kaars en wat maanlicht (om wat in de stemming te komen) het volgende ontroerende verhaal:

Mijn vurige liefde was voor…
en dat was voor jou, jij mijn vriend.
Ik vertelde hem, dat ik verliefd was (kalverliefde)
Ja, jij en ik hadden vlindertjes in onze buik.
Jouw ogen waren alleen op mij gericht!
(Daar was ik blij om!)
Wij hadden vlindertjes in onze buik.
Ja, jij werd boer…..(ja, ja)
En ik zou elke ochtend voor jou klaar staan,
Kijk, hier dit en hier heb je dat (sloofje spelen dus)
Ja, ik ben de vrouw des huizes.
We hadden wel 200 koeien (dikke boer dus!)
En schapen en kippen, enz!
En tenslotte zou ik jou helpen met de afwas
(zei hij, maar het is nooit gebeurd?!)
Wel en ja. Ik hield erg of, nou ja, nauwelijks van hem (brrrr…)
Als ik daar aan denk!)
Ja, kort maar krachtig .

Romantica


            OPEN DAG
NYNKE FEDDEMA

Een “open dag” wat mag dat zijn?
Voor heel wat zesdeklassers fijn.
Nieuwsgierig loeren in een nieuwe school
even de oude lappen aan de zool.
Daar heb je alles wel gezien vanaf je vierde jaar
De nieuwe school die lokt, je bent er helemaal voor klaar.

Met nieuwe vakken en leraren en leraressen
en de hele dag verdeeld in lessen
Bedeesd geschuifel tussen pa eb noe
En ‘t liefst direct naar de computers toe.
Ook de keuken trekt, allen al om de lucht
En als je zelf wat doen mag, het slaken van een diepe zucht.

Een juf die echt Engels spreken kan.
Kauwend op een appelkoekjes, lekker man.
De meeste leerkrachten praten druk met pa en moe
Sommigen zien ook jou en voegen je een woordje toe
En al die grote kinderen, wat voel je je weer klein
Hoe zou dat straks tussen al die groten zijn.
Word je van de grootste in één klap weer de kleinste.
Maar dat nieuwe, al die vakken, vind je toch het fijnste,
En  je ziet je zelf al lopen met een leren tas
En denkt, ik wou dat het zo ver al was
Maar de dag erop is alles weer voorbij
en sta je op het plein voor meester in de rij.
En in de klas hoor je in de verte tafels dreunen
Terwijl je denkt, hoe lang moet ik hier nog kreunen
En dan straks nog die CITO-toets, MAVO. HAVO, LBO
naar zo’n grote bak in stad
1000 leerlingen, ’t is me wat,
of noch maar dichterbij in eigen dorp
of gooi ik net de dobbelsteen één worp.

Vriendje gaat vast naar X
en zonder hem, vind ik ’t maar niks
Maar moet ik dan mijn stille liefde nissen?
Die zegt dit en die zegt dat
Hij blijft in het dorp en zij gaat naar de stad.

Maar ’t einde van de rit
is ’t altijd weer die had wél en die géén pit.
Komen ze toch elkaar weer tegen.
en zeggen: “Zeg, had jij daarvoor ook een negen?”

John Alcock

































































































































































































































































































































































































































































































































………………………………………….




















VARIA DIK EN DUN


ODE AAN EEN LEERLING


Aan de oever van een snelle vliet
Zat eens een meisje neer
Zij schreide, snikte van verdriet
haar droevige oogjes zeer.


MARJAN SOLDAAT
Een flinke vent, die haar zo zag
Werd innig aangedaan
Haar treurkleed en haar luid geklaag
dat trok hem tot haar aan.

Wel, mijn lief meisje, zo sprak hij.
zeg, waarom treurt gij nu?
Vertel er de oorzaak van aan mij
Kan ik, zo help ik u.

Zij sprak en zag hem troostloos aan
Ik heb vriend een droevig lot.
Gij ziet een  zondebok voor u staan.
ze behandelen mij zo rot.

Kom ik eens te laat,
Slechts een dodelijk enkele keer,
Dan weet ik wie er staat.
Het is die grote grijze haar,

Vergeefs en vruchtloos worstel ik
Een smoes al uit zijn mond.
Inwendig denk ik echter : “Stik
Ik sliep toch het klokje rond?

Mag ik ook eens later zijn.
Zelf weten hoe ik de dag begin?
U vindt uitslapen toch ook wel fijn?
Dus stem daar dan mee in.

Heb toch wel recht op romantisch avontuur
o midden in de week.
En dat wil alleen in het avonduur
dus ben ik des ‘s morgens nog van streek.

Nee, ween niet meer, mijn lieve kind
Sprak toen de jongeman
Gij hebt een hart dat teer bemint
Ik zal u dragen waar ik kan,

Hij tilde haar op en droeg haar rond
En keek vertederd op haar neer,
Maar…..struikelde, viel op zijn kont
en Heleen keek naar hem nooit meer.

Het zijn sterke benen die haar weelde kunnen dragen,
maar toch eist zij van elke heer
en zal er steeds naar weer naar vragen
Toe til mij op, maar zet mij nooit weer neer!

John Alcock

Over romantiek gesproken……….

De meest romantische leerlinge van onze school is weer uit haar slof geschoten
(niet in de slaapzak).
De maan scheen helder, dus ze kon er weer wat van.
Het begon als strafwerk:
Schrijf jij maar iets over je eerste liefde, want je zit steeds te kletsen.
Goede raad was duur.
Zelfs deze romantica in harte nieren brak het angstzweet uit bij het vernemen van deze opdracht.
Haar diepste hartsgeheimen blootgeven.
Het was  vooral het dreigement:
“Het komt in de schoolkrant” dat haar ten einde raad deed vluchten naar haar klasselerares.
Deze tactica had onmiddellijk een oplossing bij de hand
(zeker  ervaring op dit gebied)
Is dat je probleem?
Zal ik je eens vertellen wie mijn eerste liefde was?
Onze romantica hing uiteraard reeds aan haar lippen en was haar eigen rood vergeten.
”Nee, wie dan?
“Mijn moeder”.

Dit sloeg in als een bom.
Dit was de oplossing die eindeloze perspectieven bood.
Zo iets neutraals kon ook zij wel bedenken.

ANNET NIEUWENHUIS
Opgelucht vertrok zij naar huis, maakte eerst haar huiswerk af en schreef toen in het donker bij een kaars en wat maanlicht (om wat in de stemming te komen) het volgende ontroerende verhaal:

Mijn vurige liefde was voor…
en dat was voor jou, jij mijn vriend.
Ik vertelde hem, dat ik verliefd was (kalverliefde)
Ja, jij en ik hadden vlindertjes in onze buik.
Jouw ogen waren alleen op mij gericht!
(Daar was ik blij om!)
Wij hadden vlindertjes in onze buik.
Ja, jij werd boer…..(ja, ja)
En ik zou elke ochtend voor jou klaar staan,
Kijk, hier dit en hier heb je dat (sloofje spelen dus)
Ja, ik ben de vrouw des huizes.
We hadden wel 200 koeien (dikke boer dus!)
En schapen en kippen, enz!
En tenslotte zou ik jou helpen met de afwas
(zei hij, maar het is nooit gebeurd?!)
Wel en ja. Ik hield erg of, nou ja, nauwelijks van hem (brrrr…)
Als ik daar aan denk!)
Ja, kort maar krachtig .

Romantica


OPEN DAG

Een “open dag” wat mag dat zijn?
Voor heel wat zesdeklassers fijn.
Nieuwsgierig loeren in een nieuwe school
even de oude lappen aan de zool.
Daar heb je alles wel gezien vanaf je vierde jaar
De nieuwe school die lokt, je bent er gelenaal voor klaar.

Met nieuwe vakken en leraren en leraressen
en de hele dag verdeeld in lessen
Bedeesd geschuifel tussen pa eb noe
En ‘t liefst direct naar de computers toe.
Ook de keuken trekt, allen al om de lucht
En als je zelf wat doen mag, het slaken van een diepe zucht.

Een juf die echt Engels spreken kan.
Kauwend op een appelkoekjes, lekker man.
De meeste leerkrachten praten druk met pa en moe
Sommigen zien ook jou en voegen je een woordje toe
En al die grote kinderen, wat voel je je weer klein
Hoe zou dat straks tussen al die groten zijn.
Word je van de grootste in één klap weer de kleinste.
Maar dat nieuwe, al die vakken, vind je toch het fijnste,
En  je ziet je zelf al lopen met een leren tas
En denkt, ik wou dat het zo ver al was
Maar de dag erop is alles weer voorbij
en sta je op het plein voor meester in de rij.
En in de klas hoor je in de verte tafels dreunen
Terwijl je denkt, hoe lang moet ik hier nog kreunen
En dan straks nog die CITO-toets, MAVO. HAVO, LBO
naar zo’n grote bak in stad
1000 leerlingen, ’t is me wat,
of noch maar dichterbij in eigen dorp
of gooi ik net de dobbelsteen één worp.

Vriendje gaat vast naar X
en zonder hem, vind ik ’t maar niks
Maar moet ik dan mijn stille liefde nissen?
Die zegt dit en die zegt dat
Hij blijft in het dorp en zij gaat naar de stad.

Maar ’t einde van de rit
is ’t altijd weer die had wél en die géén pit.
Komen ze toch elkaar weer tegen.
en zeggen: “Zeg, had jij daarvoor ook een negen?”

John Alcock